WODJCHAPPEN DOEN? ÜEIEM? DE FIER Tussen uitlaat en dynamo Naar een breder mobiliteitsbesef Verkeer en vervoer in Zeeland speelt zich vooral af op de weg. Het is de laatste jaren steeds drukker geworden. Dat komt vooral door de verlenging van het toeristenseizoen, groei van de economie en veranderende woonvoorkeu ren. Wie reguleert wat? En waar blijft de luwte? U kent misschien het ruimtelijke model voor Zeeland van het hoefijzer: Zeeland nestelt zich als een relatief stiltegebied tussen bedrijvige provincies eromheen en het buitenland. Maar mogelijkheden voor rust, ruimte en natuur moeten binnen het hoefijzer ijveren met de belangen voor wonen, recreatie, industrie en landbouw. De balans is niet in evenwicht. Er is sterke groei in het midden- en kleinbedrijf en in de havenindustrie. De toerist gaat vaker op vakantie en wil vertier voor elk weer, het jaar rond. Tussen deze uitersten streeft de Provincie Zeeland naar een optimale bereikbaarheid van stad en platteland en tegelijkertijd naar het behoud van de bijzondere waar den van het landschap. Er staan mooie ideeën op papier over ecologische hoofd structuren, gebiedsgerichte benaderingen, concentratiebeleid en infrastructurele meerjarenprogramma's. Maar al deze plannen hebben tot nu toe niet verhin derd dat de laatste tien jaren de mobiliteit in Zeeland - en daarmee het gebruik van de auto - sterk is gegroeid. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te geven. Oorzaken Veel stadsbewoners hebben hun heil gezocht op het platteland. Ze waren uit Illustratie: Fietsersbond op een goede plek om te wonen en von den die steeds vaker in de dorpen. Met hun vervoer per eigen auto - in Zeeland kiest 50% voor zijn vehikel om zich te ver plaatsen tegenover landelijk 47% - hebben zij geen extra voorzieningen in hun woon kernen nodig. Door schaalvergroting (gemeentelijke herindeling), de ontwikke ling van moderne communicatiemiddelen en fusies tussen zorginstellingen en bedrijven neemt het aantal lokale en regionale voorzieningen nog steeds af (Middelburgers moeten voor het zieken huis naar Vlissingen bijvoorbeeld). Ook daardoor is het gebruik van de auto dras tisch gestegen. De Zeeuwse inwoner is tussen1986 en 1997 gemiddeld bijna 1000 kilometer per jaar meer gaan rijden. De automobiliteit bereikte drie jaar geleden al de maximale toename (35% stijging ten opzichte van 1986) die voor 2010 was voorzien en de rek is er nog niet uit. Het bedrijfsleven smeekt om minder files, bredere wegen en zo min mogelijk belemmeringen die tot omrijden nopen. Aangezien de zomer vooral de toeristische fileveroorzaker is, komt de nadruk voor een betere doorstro ming steeds meer te liggen bij bestaande knelpunten in de infrastructuur (tunnel Sluiskil, bypass Zandkreeksluizen, verbre ding Zeelandbrug, N57). Afgezien van het probleem van strijdige belangen en de regioverschillen in autodichtheid lijken sommige mobiliteitsprocessen zich opval lend autonoom te voltrekken. Zo is de ooit op zichzelf staande renovatie van de Veerse Dam uitgegroeid tot de aanstaande N57 en een derde brug in Middelburg. En van de Westerscheldetunnel heeft nog geen politicus categorisch ontkend dat deze de eerste schakel zal worden in een nieuwe vierbaansweg van Gent naar Europoort. Ondanks de vele goede papieren voorne mens en de aan de provincie toegewezen regie voor verkeer en (openbaar) vervoer, dreigt de autolobby ons uitzicht op luwte en stilte danig te verstoren. Zo legt het op concentratie en omgevings- behoud gerichte provinciale volkshuisves tingsbeleid het af tegen de projectontwik kelaar, de eigen woningbezitter en de toe rist. Openbaar vervoer Het busvervoer verarmt met het jaar. Stations aan het Zeeuwse spoor zijn al jaren in het nieuws wegens voorgenomen 14 WANTIJ maart '00

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2000 | | pagina 18