Confrontatie in
de eendenkooi
Jan Moekotte
Foto: Jaap Wo Iter beek.
Een tijdje terug liet Anton van Haperen, hoog in de boom
voor een select gezelschap, de eendenkooi bij Oost
kapel le wel eens wilde openstellen. Op een zonnige zater
dagmiddag in september was het zover. Anton van
bij Staatsbosbeheer, in Wantij doorschemeren dat
hij,
Haperen zou leden van de KNNV daar rondleiden.
Na een prachtige omweg door de
duinen botste de groep, voor de
ingang van de kooi, op de heer
Ten Klooster, de kooiker. Tussen
beide heren ontwikkelde zich ongeveer de
volgende dialoog:
"Ah, u bent de kooiker? Wij zijn van de
KNNV...."
"Kan best wezen."
"...en komen de kooi bekijken."
"Je komt d'r niet in."
"Maar deze excursie is toch maanden gele
den al met u afgesproken?""
"Ik weet nergens van".
"Heeft de boswachter u dan niet...."
"Nee. Het is idioot ook. Welke gek organi
seert nou een rondleiding in een eenden
kooi terwijl de jacht net weer open is."
"Deze mensen zijn hier speciaal voor naar
toe gekomen."
"Niks mee te maken."
"Kunnen we toch niet heel even
"Nee, je komt er niet in."
"Als we nou heel zacht..."
"Nee." Om daar, iets minder ijzig aan toe
te voegen:
"Kom in mei maar eens terug."
Blauwgoed
Kooiker Ten Klooster hield het gezelschap
dus moeiteloos tegen. Hij maakte een
onverzettelijke indruk. Wijdbeens en ste
vig. Een witbruin kooikerhondje drentelde
als een schuw kind om zijn broekspijpen.
Toen zijn eerste ergernis was weggeëbd,
wilde Ten Klooster wel iets kwijt over
zichzelf en de eendenkooi. Hij kwam van
Noordoost-Overijssel (vandaar zijn dialect)
en stamde uit een oud kooikersgeslacht.
Twee zoons van hem waren ook kooiker.
De een in dienst van Staatsbosbeheer, de
Aantallen
Toen bij Ten Klooster, na een goed kwar
tier, zowaar iets van een glimlachje ver
scheen, was dat hét moment om nog eens
te vissen naar aantallen. Hoe zat dat nou?
Anton van Haperen had ons net veteld dat
het per jaar om hooguit enkele tientallen
eenden kon gaan. Dat leek wat sterk.
Waren het er niet veel eerder duizenden?
Ten Klooster hield zich op de vlakte, maar
gunde toch een blik achter de schermen.
"Duizenden? Tja, dat was vroeger.
Tegenwoordig ligt de vangst daar ergens
tussenin. En hou het dan maar aan de
lage kant van dat midden."
Na afloop van deze excursie streken Elias
Mostert (bioloog) en Arjen Drijgers
(geograaf) neer op het terras van een
strandpaviljoen. Onder het genot van een
pintje waren ze het roerend eens. Ze had
den deze ontmoeting met Ten Klooster
niet graag gemist.
Ook hield de dierlijke nieuwsgie
righeid hen nog bezig. Kon een
eend wel nieuwsgierig zijn? En
zouden ze zich als woerd hebben
laten afleiden door een kwispel
staartend hondje, wanneer we net
waren meegelokt door een paar
mooie eenden?
Jan Moekotte is lid van de Wantijredactie.
ander bij een particulier. "Nee, in smaak
doen wilde eenden en 'blauwgoed'
(smient, pijlstaart en wintertaling) niet
veel voor elkaar onder." Het was ook
onzin dat blauwgoed meer opbracht. Nu
werd er trouwens geen blauwgoed meer
gevangen, enkel wilde eenden. Wat hij per
jaar ving? Dat ging niemand wat aan. Ook
Staatsbosbeheer niet? Nee, ook
Staatsbosbeheer niet.
Cru
Ten Klooster legde uit dat hij "zeker een
paar honderd" staleenden had. Die trok
ken er 's avonds op uit. "Want eend'n bint
feitelijk nachtdier'n." 's Ochtends kwamen
die staleenden terug naar de kooi. Daar
werden ze door de kooiker (bij)gevoerd.
Met die staleexpden kwamen dan wilde
eenden mee de kooi in. Die werden ver
volgens behoedzaam een vangpijp inge-
lokt. Het hondje zou daarbij een belangrij
ke rol spelen. Volgens Ten Klooster waren
wilde eenden nieuwsgierig van aard en
zagen ze in zo'n kwispelstaartend hondje
geen gevaar. De meeste eendenkooien
hebben vier vangpijpen. Deze, in
Oostkapelle, heeft er vijf. De windrichting
bepaalt welke van de vangpijpen gebruikt
kunnen worden.. Die wilde eenden draai
de hij meteen de nek om. Hij leverde ze
aan poeliers. Het klonk voor sommigen
wat cru, maar Ten Klooster deed daar niet
moeilijk over
14 WANTIJ december '00