Zeeuwen en bos Kijken naar Richard Struijk Zeeland is de provincie met de minste bomen. Toch ver beeld ik me, dat ik nergens zo vaak een kettingzaag hoor gieren als hier. Gezien de trage groei als gevolg van bodem en klimaat zouden eigenlijk in Zeeland twee maal zoveel bomen en struiken aangeplant moeten worden om het zelfde effect te bereiken als elders in het land. Tenzij Zeeuwen niet van bomen en bos houden?..... De voornaamste bossen in Zeeland treffen we aan op de kop van Schouwen en de Walcherse manteling. Tussen Domburg en Oostkapelle overheerst het loofhout met vaak kapitale eiken en beu ken. In de brede duinen van Oranjezon bevindt zich een 40 hectare groot (of moet je spreken van klein). Het ontstond door aanplant in de jaren twintig en der tig en is inmiddels een vertrouwd beeld. Stuivend duin, dat niets opleverde en waar je eigenlijk alleen maar last van had, moest in nuttig bos worden herschapen. Langs de gehele Nederlandse kust was dat destijds het geval, maar ook de stuifzan den in Brabant, op de Veluwe en Drente werden aangepakt. Deze bebossing was in het begin van de vorige eeuw begonnen en nam een grote vlucht. Er staat over geschreven in een heel interessant boekje, dat de titel draagt: "De bebossching van de Noordzee- eilanden", door P Boodt (1934). Vocht Wie nu door deze bossen wandelt geniet van de rust en de beschutting tegen harde wind en regen. Men kan zich nauwelijks voorstellen met hoeveel problemen de aanleg gepaard ging. Eerst werd de grond tot een halve meter omgespit waarbij soms van ossen gebruik werd gemaakt. De plantgaten waren ongeveer 40 x 40 x 40 cm terwijl de afstand tussen de rijen onge veer 80 cm bedroeg. Om het vochthou- dend vermogen van de grond te verbete- Den met mannelijke en vrouwelijke bloemen. Foto: Richard Struijk. ren werden in de plantgaten natte bolster- turven gedeponeerd. Deze turf moest wel twee weken in het water liggen voor ze kon worden gebruikt. Tijdens het planten zetten de arbeiders de turf zo dat de kop ongeveer 5 cm onder het maaiveld bleef. Voor het planten gebruikte men tweejari ge dennetjes en dan was het 'op hoop van zegen'. De turf bleek na een jaar of tien nog steeds aanwezig en in staat om vocht vast te houden. Alleen over het planten en de resultaten kun je een boek vol schrijven. Dat doe ik niet, maar wel vertel ik graag dat zilver meeuwen nog tot in de jaren zeventig in het dennenbos van Oranjezon broedden, een fenomeen dat ik nog hooit eerder gezien had. Vermoedelijk zat de kolonie al daar toen de boompjes geplant werden en 'groeiden' de vogels als het ware met de bomen op tot deze hun al te letterlijk boven het hoofd groeiden. Eentonig Gezien de kleine afstand tussen de opschietende dennen drong maar weinig licht door tot de bosbodem. In de loop der jaren zag ik de begroeiing veranderen. Toen ik in 1962 voor het eerst de Walcherse duinen betrad groeide er vrij wel niets onder de dennen. Het was één pakket van naalden. Slechts aan de randen doken brede stekelvarens op en enkele grassen. Vlierstruiken profiteerden plaat selijk van de door slapende duiven gede poneerde mest. Toen de omvormingsgedachte gestalte kreeg werd versneld gedund. Het bos werd 'gelicht' zoals dat in vakjargon heet. Kleinschalig werd gekapt en die percelen met eiken ingeplant. Of er zich op dezelf de plaats een natuurlijk eikenbos zou heb ben ontwikkeld staat te bezien. Wie weet hoeveel moeite het kostte om dennetjes te doen aanslaan heeft zijn twijfels. Maar wie kan zich de stuivende duinen van vroeger nog herinneren? Op Schouwen zijn de stuifgaten nog aanwezig, op Walcheren is daarvan geen sprake Kiemplantje den op Oranjezon Walcheren. Foto: Richard Struijk. Richard Struijk is lid van de KNNV Walcheren en voorzit ter van de Stichting Duinbehoud Zeeland. 17 WANTIJ juni'01

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2001 | | pagina 21