Hooge Platen Ward de Brabandere Smalle streep aan de horizon wachtend keer op keer, steeds wachtend op 't heen en weer der boten op eb en vloed, onverdroten omzwachteld met pluis van zeeaster en door wind gekanteld helmgras spaarzame haren op je bol Ik roep je, kom dan toch! Zee van slijkgedierte, gaatjes gapend voer voor duizenden langpotige snavels en verder daarboven, wiegend, biddend stekkend gebroed met zwaluwstaarten hoe kan je hier gerust overnachten springende vloeden willen je versmachten dans, wieg en balts met vernieuwd gemoed nestplekken wachten op gulzig bezoek Platen van zand, klei en water platen van bijeengerakelde wolken 't stramien in beider platen raakt elkander aan het einder; motoren bonken tussen stromingen moppen veen ebben weg en weer van veraf lijken ze vette zeehonden in zeeën ruimte, zeeën van rust Je siert je met gehoornde kralen met slempe geulen, met weidse plassen met afgekalfde wanden, klifranden van rotsige malse blokken klei; roestkleurige randen tekenen voor jou een lappendeken om je te verwarmen wie zal er met je hokken? de eenzaamheid niet gebroken door menselijke machten Sober zijn je steeds veranderende kleuren nu eens blekkend, dan weer zinderend omfloerst door mist of druilende regen spiegelende grauwgrijze fata morgana's je gelaat verandert eindeloos op de kadans van heen en weer ten dage klarend en met avondlijk rood jouw nachtelijk gegak barend Zeeën van patronen, eiland van stilte mijlen leegte van geruis en gebrom ik geef je mijn adem, adem in mij, kom geribbeld wil ik me in je vleien, gebold in zilte; trillend zet ik voet in je lillend vlees je omspoelde houten ribben verwarmen mij 's nachts versmelt je geflonker, al vallend uit de hemel, met die der aardse krachten Wachtende streep aan de horizon ik vrees je charme, ik vrees je ongekende krachten maar keer op keer bij oversteek moet ik smachten hunkeren naar je schoonheid, 't onverwachte. 18 WANTIJ juni'01

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2001 | | pagina 22