Rafelrand economie in het landelijke gebied. Foto: Jaap Wolterbeek. aanwijzing van de Zak als 'Waardevol Cultuur Landschap' de ommekeer. In de Vijfde Nota wordt het concept van het Nationaal Landschap gepresenteerd: een voor Nederland karakteristiek landschap, dat het behouden waard is. Voorbeelden zijn het veenweidegebied in het Groene Hart van de Randstad, het Limburgse heu velland en het Zuid-Hollandse en Zeeuw se Deltagebied. Praten over het Neder landse landschap is een cultureel debat, want de hand van de mens is overal aan wezig." Landbouw Wat bepaalt volgens hem de identiteit van Zeeland als mogelijk Nationaal Landschap? Van Engelsdorp Gastelaars stelt resoluut: "Zeeland moet geen moment aarzelen om de landbouw als uitgangspunt van het landschap te nemen. De provincie heeft van oudsher een imponerende boeren stand die nog steeds het grootste deel van het grondgebruik bepaalt. Akkers, poel- gronclen, dijken, kreekruggen geven Zeeland een gezicht". Een Zeeuws land schap zonder landbouw vindt hij moeilijk voorstelbaar. Als voorbeeld noemt hij het veenweidegebied ten noorden van Amster dam: "Daar is het een zooitje aan het wor den nu de boeren ophouden. Natte agrari sche gebieden zijn ingewikkeld te behe ren. Ik acht de natuurbeschermingsorgani saties niet in staat het beheer van het agra risch landschap volledig over te nemen. Wat zou dat bovendien niet kosten? Nee, het landelijk gebied moet zijn eigen broek ophouden. Je kunt met boeren volgens mij een heel eind komen. De moderne boer is hoog opgeleid, voor rede vatbaar en wil best zijn steentje bijdragen aan het behoud van het landschap." Maar hij ziet wel een flink probleem: "De Zeeuwse landbouw draagt het landschap, maar niet de economie. Er is tegenwoor dig geen dorp dat nog op de landbouw draait." Stedelingen Hij schetst een nieuwe ontwikkeling die zich voordoet in de landelijke gebieden: "Je ziet dat de stedelingen de economie van het platteland overnemen. Dat gaat vooral op in de landelijke gebieden die op rijafstand - binnen 2 a 3 kwartier - van de grote steden liggen, het Groene Hart van de Randstad bijvoorbeeld." Hij onderscheidt daarbij drie categorieën van stedelingen die zich op het platteland vestigen: de suburbanisanten die in de stad blij ven werken de thuiswerkers zoals accountants, architecten, adviseurs en telewerkers de pensioenmigranten Stinkend rijk "Uit onderzoek blijkt dat elke nieuwkomer 0,4 arbeidsplaats aan verzorging oplevert. Het zijn mensen met hoge inkomens. De arme agrarische dorpen in het Groene Hart van de Randstad zijn door hun komst stinkend rijk geworden. De migranten vor men een nieuw economisch draagvlak. Ze zijn bovendien hartstochtelijke verdedi gers van het landschap, want de mooie omgeving is het motief voor hun komst. Ze hebben er belang bij dat het landschap zijn karakter behoudt. Vaak zijn de thuis werkers sterk ecologisch en cultureel bewust en geven de samenleving nieuwe impulsen. Ik geef toe, soms worden boer derijen lelijk verbouwd. Dat zou je mis schien meer moeten sturen. Volgens mij kan er zelfs enige nieuwbouw plaatsvin den, mits je de structuur van de dorpen niet aantast. Voor Zeeland betekent dat bijvoorbeeld geen compacte nieuwbouw wijk in de polder bouwen, maar uitbrei den langs de bestaande dijkstructuren, zoals dat vroeger ook gebeurde." Draagvlak "Hoe verder het platteland van de grote stad afligt, hoe minder het met deze 'ijle' vorm van verstedelijking te maken krijgt", constateert Van Engelsdorp Gastelaars. "Met Noord-Groningen en Noord- Friesland gaat het niet goed: er is leeg stand en er vestigt zich een soort rafel randeconomie, autosloperijen bijvoor beeld. Met Drente gaat het al beter. Het Zeeuwse platteland zit daar ergens tusse nin. Hoe je het ook wendt of keert: het landelijk gebied heeft een economische drager nodig. Van de boeren komt het niet meer, dus moet je ander - nieuw- kapitaal aantrekken. De dorpen krijgen nieuwe bewoners, maar de grond blijft in handen van de boeren. Ze kunnen door gaan met schaalvergroting, mits ze het landschap sparen. Geen bloemdijken afgraven bijvoorbeeld, en ook geen glas tuinbouw, want die tast het karakter van het landschap aan. De Zeeuwse landbouw zou zich toe kun nen leggen op nieuwe teelten en op het ontwikkelen van eigen streekproducten, zeekralen en zwarte bessen bijvoorbeeld, zoals in de Provence en Toscane ook gebeurt." In de visie van de Amsterdamse professor kan Zeeland niet op twee paarden wedden. "Het is het een of het ander. De aanleg van een containerhaven in het Sloe- gebied bijvoorbeeld leidt tot ver dere industrialisatie van Beveland en tot een toename van het weg en spoorverkeer in Zeeland. Havens en distributie leveren nauwelijks werk op en zijn een ramp voor het landschap. Met zulke ontwikkelingen schrik je die andere groep af. Zeeland als tweede Groene Hart gaat echter in mijn ogen een gouden toe komst tegemoet."# Willem de Weert is eindredacteur van Wantij. 4 WANTIJ oktober'01

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2001 | | pagina 4