Nee, tenzij, tegen
Westerschelde
Container
Terminal
MER gewogen en te licht bevonden
Tjen van Mierlo
Met de bouw van de containerterminal langs de
Westerschelde (WCT) staat de provincie Zeeland aan de
vooravond van één van de meest ingrijpende projecten
smds de aanleg van de Sloehaven en de Deltawerken. De
Zeeuwse Milieufederatie heeft de voor- en nadelen van de
terminal gewogen aan de hand van de milieueffectrap
portage (MER). Deze MER werd gewogen en te licht bevon
den. De milieufederatie is dan ook tegen het project, ten
zij aan haar bezwaren tegemoet wordt gekomen.
dDe plannen van het Zeeuwse
havenschap "Zeeland Seaports"
om een containerterminal bij
Vlissingen aan te leggen dateren
alweer van zo'n vijfjaar geleden. In 1997
besluit het kabinet in principe tot de aan
leg van een Tweede Maasvlakte. Maar om
de definitieve omvang van de landaanwin
ning te bepalen, wil het kabinet ook kij
ken naar alternatieve oplossingen voor het
ruimtetekort van de Rotterdamse haven.
De ogen worden dan gericht op Terneu-
zen en Vlissingen. Het Zeeuwse haven
schap komt tegemoet aan die verleiding
met een eigen plan voor een containerter
minal.
Een Tweede Maasvlakte met een omvang
van 2000 hectare zal de Voordelta, het
ondiepe deel van de Noordzee voor de
kust van Zeeland en Zuid-Holland, fors
aantasten en ook de dynamiek van de dui
nen van Goeree en Voorne vastleggen.
Het verlies aan natuur zou rampzalig zijn.
Om deze ramp af te wenden wil ook de
ZMF de mogelijkheden van Vlissingen als
volwaardig alternatief voor de Tweede
Maasvlakte verkennen. De ZMF start
gesprekken met Seaports. De milieufede
ratie stelt vast dat een terminal bij
Vlissingen minder zal ingrijpen in het eco
systeem van de Delta dan een nieuwe
landtong van 2000 hectare in de
Voordelta.
Einde
Echter in het midden van 1999 maakt het
kabinet duidelijk niet langer brood te zien
in het Vlissingse alternatief. De ZMF maakt
hierop in een onderhoud met de gedepu
teerde D. Bruinooge en de havenschapsdi
recteur J. Philippen duidelijk dat zij aan
de gesprekken een einde maakt, omdat
het Zeeuwse plan nu los staat van de
plannen voor de Maasvlakte. De ZMF
beschouwt de WCT voortaan als een zelf
standig project, dat op zijn eigen waarde
zal worden beoordeeld. Dat oordeel zal
afhangen van de milieueffectrapportage
(MER). De MER moet de informatie ople
veren om tot een gedegen oordeel te
komen. Immers een MER dient zowel de
gevolgen voor het milieu, als de andere
maatschappelijke gevolgen, én de alterna
tieven voor de plannen in kaart te bren
gen.
Analyse
Anno 2001 is de MER verschenen. Voor de
ZMF wordt duidelijk dat de MER de aspec
ten van en effecten op het milieu onvol
doende belicht en dat deze MER te weinig
houvast biedt voor een afgewogen besluit.
Hoewel publicaties in de Zeeuwse pers
anders doen vermoeden, heeft de ZMF
zich samen met andere natuurorganisaties
uitgesproken tégen de terminal, tenzij als-
4 WANTIJ december '01
nog aan een aantal voorwaarden wordt
voldaan.
Een paar voorbeelden van deze voorwaar
den. Voor de containerterminal moet een
gebied van 90 hectare worden opgeofferd
dat onder invloed staat van eb en vloed en
dat vanuit natuuroogpunt een bijzondere
bescherming geniet. Dat kan natuurlijk
niet zo maar. Verder moet een deugdelijke
analyse van nut- en noodzaak aantonen
dat de aanleg van de terminal een zwaar
wegend maatschappelijk belang dient. Het
havenschap Seaports onderbouwt dat
belang met een magere, economische ana
lyse. Hun verkenning geeft slechts zicht
op de economische effecten en niet op
andere, zoals gevolgen voor natuur,
milieu en ruimte.
MKBA
In het geval van de aanleg van een WCT is
een brede afweging nodig. Het geschiktste
instrument daarvoor is een analyse van de
maatschappelijke kosten en baten (MKBA).
Deze schat alle effecten systematisch in,
waardeert ze financieel, en biedt vervol
gens houvast voor het bepalen van de
regionale welvaart. Een MKBA levert dus
niet enkel een analyse van de rentablileit
op, maar heeft nóg een belangrijk voor
deel. Een MKBA zorgt voor een integrale
en transparante waardering van alle effec
ten.