Sombere toekomst voor hagedis in Zeeland Richard Struijk Kleine hagedis. Foto: Al een jaar of acht besteed ik extra aandacht aan hage dissen in de Walcherse duinen. Er loopt een zogenaamde monitoring van Ravon, een landelijke werkgroep die zich speciaal bezig houdt met amfibieën en reptielen, waartoe hagedissen worden gerekend. Ik loop trouw en leg in verslagen vast wat ik zie. Ik zie maar weinig hagedissen. Nee, dan in mijn jeugd. Zowel vóór als in de oorlog brachten we jaar lijks enkele weken door in Bergen (Noord-Holland). Liggend achter eiken bosjes, soms temidden van oefenende Duitse militairen, wachtte je geduldig tot zich een hagedis liet zien. Mannetjes prachtig groen, wijfjes valer bruin. Niet te vlug toeslaan, leerde ik van mijn vader. Dus wachtte je tot het dier dichtbij genoeg was om dan snel toe te slaan. Niet altijd met succes, soms spartelde een stuk je staart in het zand. Dat bleef nog gerui me tijd kwispelen om uiteindelijk rust te vinden in het lucifersdoosje, want je nam alles mee. Voedsel Toen ik na de oorlog in Zandvoort les gaf, toog ik met de leerlingen regelmatig het duin in. Zandhagedissen zagen we elke keer. Op school beschikten we over een terrarium waarin de beesten, dankzij de gevangen sprinkhanen die tot voedsel dienden, het prima deden. Ze legden zelfs witte, leerachtige, eieren die evenwel nooit uitkwamen. Later begreep ik dat de grond te vochtig was. Toen ik lesgaf in de Amsterdamse Jordaan, kregen ze oranjege le meelwormen, larven van de meeltor, die ze zich ook goed lieten smaken. Ontsnappingspogingen overleefden ze, dankzij hun geschubde huid, altijd; in tegenstelling tot salamanders die als mum mies werden teruggevonden. Uitsterven In 1961 kwam ik voor het eerst naar Oostkapelle. De ervaringen waren niet veelbelovend. Rond de watertoren van Domburg trof je nog wel eens een zand- hagedis aan. Mijn aantekeningen uit die tijd geven weinig duidelijkheid. Kennelijk was het toen ook al geen paradijs voor deze dieren. In het Deltagebied hebben we te maken met versnipperde populaties, die het wel licht eeuwen hebben volgehouden maar uitsterven. Oorzaken kunnen zijn inteelt, veranderingen in de biotoop en het weer. De vooroorlogse zomers waren warm, maar in de jaren zestig was het knudde. De duinen waren tot de jaren vijftig veel meer open en zanderiger. Een ideale bio toop voor de zandhagedis mits er vol doende dekking is. De kleine of levendba- rende hagedis verkiest enige nattigheid mits er zanderige stukken zijn waar de eitjes door de zon kunnen worden 'uitge broed'. Laatste waarneming Mijn laatste waarneming van een levend- barende hagedis dateert van 1996. Deze hield zich op nabij het eindpunt van een waterwinkanaal. De perspectieven zijn niet gunstig. De grootschalige ingrepen in het duingebied, met renovatie van natte duinvalleien, en de snelle vernatting van de duinen door het stopzetten van de waterwinning in combinatie met de toege nomen neerslag, doen vele leefgebieden verloren gaan. Omdat de populaties klein zijn, lijkt het niet waarschijnlijk dat herbe zetting optreedt. Dan moet je aan herin troductie denken, maar of we dat willen? Belangstellenden roep ik op eventuele waarnemingen te melden. Uit de kringen van de Natuurvereniging Walcheren KNNV kreeg ik al die jaren vrijwel geen respons. Ik hoop van harte dat de brede, rijk geschakeerde duinen van Schouwen nog iets te bieden hebben. Er wordt daar regelmatig door natuurliefhebbers gewan deld. Mijns inziens ziet de toekomst er voor de hagedis in Zeeland som ber uit. Dan te denken dat men in de duinen bij Wassenaar gemid deld acht zandhagedissen per ronde telt. "Welkom in Zeeland" lijkt voor de hagedis steeds min der te gelden Richard Struijk is lid van de KNNV Walcheren en voorzit ter van de Stichting Duinbehoud afdeling Zeeland. 18 WANTIJ juli'02

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2002 | | pagina 22