Enkel het azuur als gezag" Zeeuwse schrijvers kiezen voor de groen-blauwe oase Vijftig jaar geleden trof de ramp Zeeland. De dammen en bruggen die erop volgden veranderden de Delta. Het landschap werd nooit meer wat het was. Dat gold ook de mensen. Wantij bracht vier Zeeuwse schrijvers (tevens columnisten van Wantij) in Goes bij elkaar en vroeg hun wortels in de Delta te belichten. Alle vier de schrijvers zijn in a Zeeland geboren. Jan J.B. Kuipers (1953) in Zaamslag, Cees Maas (1954) in Domburg, Kees Slager (1938) in Scherpenisse en Jan Zwemer (1960) in Oostkapelle. En alle vier wonen ze nog steeds in Zeeland, zij het geen van allen meer in hun geboorteplaats. Ze keer den Zeeland een tijd de rug toe: voor stu die of werk. Ze verbleven in de Randstad en op andere plaatsen in het land. Een periode die als heilzaam werd ervaren "want Zeeland is toch één groot dorp waar iedereen elkaar kent, de sociale con trole benauwend is en cultureel minder te beleven valt." Aan de andere kant waren ze blij om thuis te komen want "in de groen-blauwe oase kom je tot rust, laat je de boel bezinken." Slager bijvoorbeeld woonde vanaf 1972 weer in Zeeland, maar bleef in de Rand stad werken: "Ik verdiende hier mijn brood niet, dus kon ik zeggen wat ik wilde." Dat gevoel herkennen de andere schrijvers. Wie in de provincie zijn brood moet verdienen, voelt zich soms ongewild belemmerd in zijn vrijheid van spreken en handelen. Zo werkt dat nu eenmaal. Volksaard Onze schrijvers beschouwen zich, eerlijk gezegd, meer verwant met het landschap dan met de Zeeuwen, laat staan de volks aard. "Voor zover de mensen over een kam te scheren zijn, want dé Zeeuw bestaat njet. Als je ziet welke verschillen er al zijn tussen Oostkapellenaren, waar ik vandaan kom, en die uit Domburg," prikt Zwemer. Maas springt daar gretig op in, maar dan van de Domburgse kant gezien. De clichés vliegen over tafel. Kuipers houdt het erop dat "dé Zeeuw niet bestaat; die valt uiteen in honderd typen, zoals voor heel de mensheid geldt." Daar kan de rest zich wel in vinden. Feit blijft dat de combinatie van deels bin nen en deels buiten de provincie vertoe ven een mooie balans gevonden wordt. "Want heimwee naar Zeeland, niet naar de mensen, maar naar de vertes, het uitzicht, het water, is er steeds," brengt Maas zijn binding onder woorden. "Verknocht zijn aan het land, aan de taal en, privé, de terugkeer naar de gelukkige jeugd," noemt Slager zijn remigratie in 1972. Zeeland vol Maar de provincie van de gelukkige jeugd bestaat niet meer. De eilanden zijn door dammen verbonden. Fabrieken, toeristen en migranten kwamen, de landbouw is niet langer de dragende kracht, dorpen verliezen hun voorzieningen. Hoe kijken de schrijvers tegen deze omwenteling aan? Zwemer ergert zich aan de macht van het geld. "Geldzucht is de wortel van alle kwaad," staat in de bijbel. "Er wordt in Zeeland enkel nog gebouwd voor de rij ken. Die leggen buitensporig veel beslag op de ruimte. Jongelui kunnen niet mee in eigen dorp terecht voor een woning. Een gewoon huurhuis is niet te krijgen." Maas beschrijft zijn ontmoeting met iemand die in Zeeland een huis had gekocht, van zeven ton, aan het water. Bleek het in een bungalowdorp te staan, zo'n pijplijnproject, met een hoge aarden wal erom heen. Maar dat kon hem niks schelen, want als de prijzen stegen ver kocht hij het weer. Hij had geen enkele binding met de provincie." Zwemer: "Lossteken die bungalowdorpen en naar zee laten drijven!". Wat Slager betreft mag er iets verzonnen worden waardoor alleen mensen die van het landschap houden welkom zijn. "Die spotjes dat er migran ten naar Zeeland moeten komen, liefst zwangere vrouwen, 'welkom in Zeeland', vreselijk!" Met enige aarzeling durft men de stelling "Zeeland is vol" te onderschrijven. "Maar dan vooral door de wegen, hoogspan ningsmasten en bedrijventerreinen," vindt Maas. "Schei toch uit met die politieke correctheid," reageert Kuipers. "Niet alleen het landschap is vol, ook voor men sen is Zeeland gewoon vol." Ramp Hoe kijken de vier schrijvers tegen de ramp aan die in een aantal van hun wer ken voorkomt? Eén van de historici in het gezelschap, Jan Kuipers, relativeert 1953. "Vanuit historisch perspectief was de ramp er een van de vele in een lange rij. 1953 was natuurlijk verschrikkelijk, maar in omvang zijn er nog ergere overstromingen geweest". Men erkent dat de Deltawerken die erop volgden voor die tijd, de brave jaren vijftig, een begrijpelijke reactie waren. Slager vond dat de gevolgen van 1953 veel rampzaliger voor het landschap van heel Noord Zeeland waren. Na de ramp grepen Rijkswaterstaat, planologen en ruilverkavelaars hun kans. Hij denkt dat veel mensen diep in hun hart de dam men en het stilstaande water betreuren. "Zeker de laatste jaren, nu je steeds meer over algenbloei en afkalvende schorren hoort." Maas spreekt van een dubbel 3 WANTIJ december '02

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2002 | | pagina 3