Nog steeds meerderheid van Zeeuwse Staten voor WCT Tjeu van Mierlo De commissie van de Zeeuwse Staten besprak 8 september de nieuwe onderzoeksresultaten over de haalbaarheid van de WCT. De studies bevatten vele twijfels en onzeker heden. Sommige conclusies roepen vragen op. Desondanks blijft een grote meerderheid van de Statenleden bij het standpunt dat de WCT er moet komen. Een nieuwe bestuurlijke zeperd dreigt. Tijdens de behandeling in de sta tencommissie probeerden diverse maatschappelijke organisaties en burgers de politici te overtuigen om de WCT alsnog de rug toe te keren. De ZMF riep de commissie op om politiek prestige terzijde te schuiven. Ook wees de ZMF op de nieuwe uitspraak van het Europese Hof van Justitie: "Als niet wetenschappelijk is aangetoond dat economische activiteiten geen schadelijke gevolgen hebben voor Habitatrichtlijngebieden, zoals de Westerschelde, dan kunnen die activitei ten geen doorgang vinden." Ook benadrukte de ZMF de vele twijfels en onzekerheden die de studies en uit spraken van wetenschappers oproepen. Voorbeelden van onzekerheden Zo staat in het voorlopige eindrapport, dat het niet vaststaat dat er significante effecten zijn op de natuur. Maar stel nu dat die effecten er wel zijn. Voor de ZMF is de compensatie van het verlies aan natuur niet geregeld met de aanleg van binnendijkse natuur. Ook zal de provincie de dwingende noodzaak van de WCT moeten aantonen. Dat lijkt een onmogelij ke klus, want vooraanstaande deskundi gen stellen klip en klaar: "De WCT is geen dwingende noodzaak". Al eerder wees de ZMF op de uitspraak van professor Backes in een juridisch tijdschrift "Zou men dit (werkgelegenheid) als dwingende reden van groot maatschappelijk belang accepte ren, dan zouden bijna alle economisch zinvol lijkende investeringen hieronder kunnen vallen. En dat is een miskenning van het uitzonderingskarakter van artikel 6 lid 4 van de Habitatrichtlijn." In haar studie voor de Provincie schetst onderzoeksbureau Buck Consultants een zeer somber beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Vervolgens pleit Buck voor een zo groot mogelijke groei van de werkgelegenheid. Maar je hoeft geen econoom te zijn om vast te stellen dat een nulgroei van de werkgelegenheid niet in lijn van de verwachting ligt. Een voorbeeld: in de voorbije jaren is de werk gelegenheid in de zorg met 3 gegroeid. Toch zegt Buck dat groei er de komende tien jaar niet in zit. Opmerkelijk! Alleen al de vergrijzing vraagt om extra handen. De dwingende noodzaak van regionale werk gelegenheid is aanvechtbaar. Volwaardig alternatief Maar stel nu dat die dwingende noodzaak er wel is. Dan moeten alternatieven wor den onderzocht. Maar in het onderzoek van de Provincie is er geen aandacht voor alternatieven buiten de haven. Met "Licht op Zeeland" laat de milieufederatie zien dat er in Zeeland wel een volwaardig alternatief is. Daarover kunt u verder lezen in dit blad. Verder oordeelde de Raad van State eerder dat de effecten van het vervoer op de omgeving van de ach terlandverbindingen nauwkeurig in beeld dienen te worden gebracht. Dat is onvol doende gebeurd, ook in de nieuwe stu dies. Onderzoeker A. Mandemakers van de Internationale Hogeschool voor Verkeer en Vervoer in Breda stelt in zijn studie vast: "Op basis van bevindingen uit de onderzoeksrapporten en aanvullende onderzoeksgegevens kunnen belangrijke onzekerheden in de samenhang met de komst van de WCT niet worden weggeno men. Deze onzekerheden betreffen de effecten van het achterlandvervoer op de omgeving. Met name de onderschatte effecten van het wegvervoer verdienen speciale vermelding". Onbegrip Na het lezen van de studies blijft niet alleen grote twijfel over. Ook is er onbe grip bij de conclusie dat een kortere kade nu ineens wel rendabel blijkt. Terwijl in de oude milieu-effectrapportage duidelijk stond: een WCT in verkleinde vorm trekt het niet. Ook de verschillende cijfers over het aantal containers zorgen niet voor dui delijkheid. Er valt de ZMF nog iets sail- lants op. Het voorlopige onderzoeksrap port is gelardeerd met de opmerking dat de onderzoeken mede gebaseerd zijn op het gezamenlijke feitenonderzoek met de maatschappelijke organisaties. Dat wekt de indruk van een gezamenlijke onder zoeksinspanning en daarmee van een extra rechtvaardiging van de nieuwe onderzoeksresultaten. Dat is een onjuiste indruk. Wat de maatschappelijke organisa ties hebben gedaan is het ter discussie stellen van het WCT-project door scherpe vragen te formuleren. Hopelijk geeft de Zeeuwse poli tiek zich rekenschap van al deze twijfels, onduidelijkheden en risi co's en luidt de conclusie straks: in Zeeland is geen plaats voor de WCT Tjeu van Mierlo is directeur van de Zeeuwse Milieufederatie. 4 WANTIJ oktober '04

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2004 | | pagina 4