Alles moet een naam krijgen" Gerda Spaander Awie de Zwart begon al jong naar plantjes te kij ken. Eerst in de tuin, met behulp van plaatjesboeken. I Inmiddels kent hij de Flora grotendeels uit zijn hoofd, en heeft hij al vele vierkan te kilometers rond zijn woonplaats Oostburg geïn ventariseerd. "Eerst was ik vooral gegrepen door de mooie bloemen. Aan grassen had ik een broertje dood. Daar ging ik ook nooit aan beginnen, gras was voor de koeien. Maar naar mate ik meer en meer bloemplanten leerde kennen, werd ik toch nieuwsgierig naar de grassen. Dat was immers toch een substantieel deel van de vegetatie. Bovendien vertelden ze met elkaar iets over het milieu." Ordner met streeplijsten Bij Awie de Zwart lopen werk en hobby in elkaar over. De veldmedewerker van Stichting Het Zeeuwse Landschap be steedt maar een klein deel van zijn werk tijd aan inventarisatie van natuurgebie den, maar hij ziet wat hij omver maait en naast welke planten hij een paal slaat. In zijn vrije tijd kamt Awie de omgeving van Oostburg uit, met een straal van zo'n 7 a 8 kilometer. Soms gaat hij alleen op pad, soms samen met de Plantenwerkgroep van 't Duumpje, waarvan hij de kartrek- ker is. Inmiddels heeft hij al een dikke ordner vol streeplijsten gevuld. Lijsten waarop per vierkante kilometer alle wilde planten worden aangestreept die daar groeien. Awie telt er per hok vaak rond de 200. Ook in voornamelijk agrarische hokken waar je die 200 soorten niet meteen aan afziet. Soms is er een uitschieter naar 300. De lijsten komen (inmiddels digi taal) terecht bij de landelijke organisatie Floron. Die krijgt zo een goed overzicht van wat er groeit en wat er verandert. Soms heeft dat grote gevolgen: Awie sig naleerde in het Grote Gat bij Oostburg het kruipend moerasscherm. Het natuur gebied is daardoor aangewezen als Natura 2000-gebied. En dat levert meer bescher ming op. Awie de Zwart. Foto: Peter Maas. Gewone soorten Waar doet hij het allemaal voor? "Natuurlijk vind ik het leuk. Het is mis schien ook wel een soort sport om zoveel mogelijk soorten te strepen, maar uitein delijk vind ik het belangrijker om een zo volledig mogelijk beeld van een gebied te hebben. Oftewel een zo lang mogelijke lijst met soorten. Daarnaast vind ik het erg belangrijk dat groeiplaatsen van soor ten bekend zijn. Niet alleen van zeldzame soorten (die worden procentueel natuur lijk het vaakst doorgegeven) maar ook van de meer alledaagse soorten. Als je alleen de interessante soorten doorgeeft, krijg je later op de verspreidingskaartjes een totaal verkeerd beeld, waarin de alge mene soorten zeldzamer lijken dan ze zijn. En dan is de waarde van zo'n ver spreidingskaartje natuurlijk beperkt. 13 WANTIJ Juli'09

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 2009 | | pagina 13