keuzes gemaakt moeten worden. Van
Woerkom benadrukt dat in de informatie
bijeenkomsten conceptteksten besproken
worden, waarover nog niet besloten is.
'We hebben bewust gekozen voor
vroegtijdige participatie zodat de voorstel
len nog te beïnvloeden zijn. Met de op- en
aanmerkingen kan daadwerkelijk nog iets
gedaan worden. We hopen hiermee
zinvolle discussies te kunnen uitlokken. De
uitvoering van de maatregelen volgt
voornamelijk in 2020 en daarna. Het is nu
nog rijp en groen door elkaar. Gemeenten
en degelijke kunnen natuurlijk autonome
beslissingen nemen, vooruitlopend op
onze voorstellen. Maar we hopen
natuurlijk dat het alvast gebeurt met de
RES Zeeland in gedachten.'
Afstemming
In het nationale Klimaatakkoord zijn
abstracte doelen opgenomen, de regio's
hebben de verantwoordelijkheid de
manier waarop in te vullen. 'Den Haag
bepaalt de randen van het speelveld en
in de regio's wordt dit verder ingevuld,'
legt Van Woerkom uit. 'Er is veel regio
nale vrijheid. Je zou kunnen denken dat
de provincies elk een twaalfde deel van
de landelijke doelstellingen in gaan
vullen, maar er is veel maatwerk
mogelijk. Vanzelfsprekend moeten we
ook landelijk afstemmen over te kiezen
databronnen en kunnen we soms niet
anders dan systeemkeuzes van de markt
- zoals elektrisch rijden op batterijen - te
respecteren. Soms zijn zaken zelfs
internationaal bepaald.' Dit eist veelvul
dige afstemming, ook tussen de dertig
regio's. 'We moeten elkaar vasthouden,
informeren en vooral leren van elkaar. Bij
het opleveren van de eindresultaten
moeten de uitkomsten wel vergelijkbaar
zijn. We moeten dezelfde taal spreken.'
Sectortafel Elektriciteit
Voor wind en zon zijn kansenkaarten
gemaakt voor de meest geschikte
gebieden voor windturbines en zonne-
parken. Daarbij wordt het huidige
provinciale beleid voortgezet. Dat
betekent concentratiegebieden van grote
windturbines met een betere benutting
van de huidige gebieden. Zonnepanelen
op daken alleen zullen niet genoeg
opleveren. Dus onder strenge voorwaar
den moet je ook zonneparken op de
grond bouwen. Zelfs in een maximaal
scenario naar 2050, is de doorgroei van
stroom uit zon nog geen drie procent van
de Zeeuwse landbouwgrond. Er zijn dus
nauwelijks gevolgen voor de voedselpro
ductie, maar voor het landschap des te
meer. Uiteraard leg je de meeste
zonnepanelen zo veel mogelijk op daken,
op oude stortplaatsen, in industriegebie
den en langs snelwegen en natuurlijk niet
in natuurgebieden.
Sectortafel Gebouwde Omgeving
De Zeeuwse partners werken aan
warmtekaarten; deze zijn bijna klaar.
Op deze kaarten wordt per gemeente
aangegeven wat de meest logische
alternatieve vorm van warmte voor
gebouwen is als je van het aardgas af
wilt. Van Woerkom somt op: 'De
beschikbare bronnen zijn nu elektriciteit
(warmtepompen), warmtenetten
(bijvoorbeeld restwarmte van bedrijven,
businesscase is in Zeeland niet snel
gunstig), biogas (in Rilland wil men een
vergistingscentrale bouwen voor de
verwarming van 15.000 woningen),
geothermie (wordt pas over twee jaar
door landelijke dienst onderzocht; lijkt in
Zeeland niet kansrijk) en wellicht
aquathermie (is nog volop in onderzoek).
Naar schatting is het slechts voor 5 tot
12% van de woningen haalbaar om met
biogas of biomassa (hout) te verwarmen.
Daarbij moeten we goed nadenken:
welke woningen en met welke bron?
Nieuwbouwwijken kunnen in het
algemeen beter elektrisch verwarmd
worden, maar dat betekent aanzienlijke
verzwaring van het elektriciteitsnet.
Monumentale woningen en binnen
steden zijn wellicht beter af met
4 wantij juni 2019