Aalgoten Bestrijding verdroging Kraaijertpolders Geen bezwaren tegen plaatsing De Anguilla anguilla, Europese aal of paling genoemd, maakt vanaf de geboorte in de Sargassozee een flinke reis naar Nederland. Vanaf het ei-stadium duurt het ongeveer drie jaar voordat de opgegroeide glasalen voor onze kust verschijnen. Ze zijn dan ongeveer drie millimeter dik en zeven centimeter lang. De glasaal voelt zich sterk aangetrokken tot zoet, stromend water en hij wringt zich - letterlijk - in alle mogelijke bochten om zo snel mogelijk in dat zoete water terecht te komen. Die drang is het sterkst in de periode van maart tot juni. Het liefst trekt de glasaal in de middernachtelijke uren ons land bij springvloed binnen. De aal is niet alleen snel, maar dankzij zijn slangachtige lichaamsbouw ook een uitstekend klimmer. Zelfs loodrechte wanden kunnen, wanneer die ruw en nat zijn, overwonnen worden. Toch verloopt de reis van de aal niet altijd voorspoedig. Dit komt door de bouw van gemalen op plaatsen waar eerder sluizen zaten; de aal komt er eenvoudigweg niet door. Wanneer de gema len in bedrijf zijn, is de stroomsnelheid in de spuikokers te groot voor de glasaal. Op het moment van aan- of uitzetten van gemalen is er een periode waarin de glasalen naar bin nen kunnen zwemmen, maar die periode is erg kort. De Provincie gaf opdracht te onder zoeken of er mogelijkheden waren de intrek van de glasaal te verbeteren. Om gemalen passeerbaar te maken worden aalgoten aan gelegd waarbij gebruik gemaakt wordt van de klimkunst van het beestje. Vroeger wer den er takkenbossen neergelegd, tegenwoor dig wordt een kunstwerk gemaakt op de plaatsen waar de glasaal zich ophoopt. Een pijp of een goot met een ruwe binnenkant (bijvoorbeeld borstels) wordt ingegraven. Er moet een continue, niet al te hoge, zoet- De Kraaijertpolders in Zuid-Beveland zijn met hun zandige en hoge kreekruggronden buitengewoon droogtegevoelig. Het grond waterpeil zakt er 's zomers door wegzijging en verdamping te ver weg. Het gevolg hier van is opbrengstverlies in de landbouw. Een veertigtal agrariërs uit de Nieuwe Kraaijert- polder deden in 1991 aan het waterschap het verzoek de sloten 's zomers een hoger water peil te geven dan gebruikelijk, in de hoop dat Het dagelijks bestuur van waterschap Zeeuwse Eilanden heeft op 2 januari 1996 alle medewerkers hun definitieve benoeming verleend. Medewerkers die zich niet konden verenigen met dit besluit hadden de moge lijkheid tot 4 maart bezwaar aan te tekenen. Het feit dat niemand hiervan gebruik heeft gemaakt, stemt tot tevredenheid. waterstroom aanwezig zijn. Een pompje zorgt hiervoor. Bij het gemaal Prommelsluis op Schouwen-Duiveland is zo'n aalgoot aan gelegd. De werking hiervan heeft zich inmid dels bewezen. Het dagelijks bestuur van Zeeuwse Eilanden heeft op 28 februari 1996 ingestemd met de aanleg van nog een aalgoot. Bij het gemaal Groenewege te Hoedekenskerke heeft de glasaal gunstige verspreidingsmogelijkheden in het achter land. De bedoeling is dat eind maart deze goot in werking treedt. Deze nieuwe aalgoot zal bestaan uit een pomp die binnenwater, via een buis over de weg, opvoert naar een verdeelvat op de kruin van de dijk. Vandaar loopt het water gedeeltelijk door de buis naar zee en gedeeltelijk terug de polder in. De glasaal zwemt uit zee tegen de stroom in naar het verdeelvat en wordt met de retour stroom meegetrokken naar het binnenwater, In het kader van het Waterprogramma 1996 vraagt het waterschap van de Provincie een bijdrage van 50% in de kosten van deze aalgoot. Het waterschap onderzoekt of bij Borsele, waar koelwater de Westerschelde instroomt, een aalgoot ook zinnig is. dit een gunstig effect op de grondwaterstand zou hebben. Bij wijze van proef heeft het waterschap toen het zomerwaterpeil in een peilgebied bij 's-Heerenhoek verhoogd door extra schotbalken in een duikersponning te plaatsen en gemeten wat het effect daarvan op het waterpeil was. De resultaten waren bemoedigend. Vandaar dat de proef in 1992 werd uitgebreid. Niet alleen de betreffende duiker kreeg een nieuwe schuifstuw, maar ook op twee andere locaties in het gebied kwamen nieuwe stuwen. Inmiddels was bekend geworden dat projecten als deze in aanmerking kunnen komen voor subsidie in het kader van de toenmalige Rijksbijdrage regeling regionaal integraal waterbeheer (Regiwa). Met de toegekende subsidie (een rijksbijdrage van 50% in de investerings kosten van 100.000,-) konden er in 1993 nog eens vier stuwen worden geplaatst en een stuwklep vervangen. Met deze maat regelen kon een gebied van in totaal 1000 ha rondom 's-Heerenhoek beter op een hoger 11 zomerpeil worden gebracht. In het rapport 'Waterconservering in de Kraaijertpolders' is het project geëvalueerd. Geconstateerd werd dat een peilverhoging in de zomer van onge veer twintig centimeter in de meeste gevallen het maximaal haalbare is, indien er tenminste in het voorjaar voldoende neerslagoverschot is. De reden van de tamelijk beperkte peilstij- ging is wegzijging door de zandige bodem. In de streek is men over het algemeen positief over de maatregelen. Men is van mening dat het grondwater door de stuwing in de zomer minder ver was weggezakt, hetgeen ten goede kwam aan de gewasopbrengsten. Het rapport is verkrijgbaar bij bureau Voorlichting. waterwerker

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1996 | | pagina 11