Waarom was de Piet nodig? Als een zilveren lint loopt de Schenge door het Zuidbevelandse landschap, mooi, maar afgesneden van open water. De vroeger zo belangrijke getijdegeul die het eiland Wolphaartsdijk van Zuid-Beveland scheidde, verlandde allengs waarna de ene na de andere polder in de Schenge werd ingedijkt. Uiteindelijk werd in 1874 als laatste de Schengepolder in het westelijke deel bedijkt. Dat had nogal wat gevolgen voor de afwate ring van de achterliggende polders. De voor geschiedenis van het stoomgemaal de Piet is een verhaal van wateroverlast en ergernis. Afwatering Tot 1874 sueerden maar liefst zes uitwate ringssluizen op het laatste stuk van de nog niet ingedijkte Schenge. Het water van het ongeveer 5000 ha grote achterliggende gebied kwam daar bijeen. Al voor de in- Vr^BircF^iMG flrwnTci^inG Sgmci-igepoldef^ Tekening van het stoomgemaal (gevel polderzijde), januari 1917 dijking rezen er problemen tussen de bedijkers en de uitwaterende polders omtrent de suatie. Gedeputeerde Staten beslisten daarom dat in de zeedijk van de Schengepolder een uit wateringssluis moest komen waardoor al het oppervlaktewater van het achterliggende gebied moest worden geloosd. Via een 2650 meter lange geul, 'de Piet' geheten, werd het water vervolgens van de zeesluis naar de Zandkreek gevoerd. De belangen van de uit watering werden door een apart opgericht uitwateringsschap, het 'waterschap voor de uitwatering door de Sluis in de Piet' behar tigd. Aanvankelijk juichte men dat er een 'ongekende verbetering' in de afwatering had plaatsgevonden; dankzij de voldoende omvang van de sluis en geul, en van de bij de concessie voorgeschreven grootte van de waterleidingen in de nieuwe polder, werd het water snel afgevoerd. waterwerker door Hannie Kool Verzanding Maar de vreugde was van korte duur. De ver zanding ging in snel tempo verder en binnen twintig jaar rezen de problemen van de water overlast de pan uit. In 1895 deed de Goese ingenieur van de Provinciale Waterstaat, ir. C.L.M. Lambrechtsen op verzoek van het waterschap Sluis in de Piet een onderzoek naar de suatie. Hij kwam tot de conclusie dat de uitwateringsgeul te smal, te bochtig, te on diep was en zich bovendien steeds verlegde. Maar zijn voorstel voor een nieuw te graven suatiegeul was zo kostbaar, dat daaraan geen gevolg werd gegeven. Hiermee liet men echter de meest voor de hand liggende oplossing lopen. De komende jaren werden de problemen alleen maar groter en de oplossingen kost baarder. In 1903 en 1905 onderzocht ir. Ch. C. Coomans alternatieve oplossingen waaronder 14 Zicht op de Schenge bij de Piet, 1957

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1996 | | pagina 14