Zierikzeese Labrijn aarzelde geen moment dat dit dé oplossing voor de drie waterschap pen op Tholen was. Hij berekende dat voor de 1105 ha van Oud-Vossemeer een vermogen van 60 m3 waterlossing per minuut bij een opvoerhoogte van maximaal 3,5 meter vol doende zou zijn. Een machine met een centri- fugaalpomp, een Lancashireketel met twee vuurgangen, een Surface condensor, een overdekte bergplaats voor kolen en een machinistenwoning waren nodig. Uiteraard dienden de toevoerleidingen verbeterd te worden en was een 'algemeene bedelving' van de watergangen nodig. De exploitatie schatte men op 3388,- per jaar en de kosten van aanleg op 49.000,-. Gezien de hoge kosten aarzelden de drie pol derbesturen nog. In 1896 volgde in opdracht van het waterschap Poortvliet een nieuw onderzoek, door de Leidse civiel-ingenieur H. Paul, die eveneens met het advies kwam om tot stoombemaling over te gaan. Uiteindelijk kozen de drie waterschappen daar dan ook voor: Oud-Vossemeer in 1900, De Vrije Polders onder Tholen in 1906 en Poortvliet in 1910. king van 'het stoomtuig' de stoom steeds op de vereiste spanning moest houden, de brandstof egaal over de roosters diende te verspreiden en de vuurdeuren niet langer geopend mocht houden dan nodig was voor het inwerpen van de kolen, dat de pompen gesmeerd werden, de ketel nauwkeurig tot de voorgeschreven hoogte met water gevuld bleef en vooral op te letten of de peilglazen en waterpeiltoestellen niet verstopt raakten. Het grote gevaar bij stoomtoestellen was dat de ketel zou ontploffen door een tekort aan water. Het polderbestuur berichtte de machinist wanneer hij de vuren moest ontsteken en tot welk peil het polderwater moest worden afgemalen. Werkte hij te lang en werd lager afgemalen dan door het bestuur was opge legd, dan kreeg hij een boete van maar liefst 10,-, ofwel 3% van zijn jaarsalaris. Bij lang durige regenval werd hij geacht achttien uur achtereen te werken. Een nachtrust van zes uur vond men voldoende. Een uiterste zuinig heid met kolen en zelfs met poetsdoeken, smeer- en verlichtingsmiddelen werd door het polderbestuur opgelegd. Per jaar kreeg De machine met Willem den Engelsman, de tweede en laatste machinist, en - vermoedelijk - zijn gemalin. De stoommachine was een staand model, met een bordes en een trapje. Machinist Op 12 september 1900 werd Pieter den Engelsman, werkman te Oud-Vossemeer, op een jaarsalaris van 500,- als machinist aan gesteld. Van dat toch al karige bedrag ging nog eens 200,- af voor de pensioenpremie. In 1920 werd Den Engelsman tevens dijkbaas en werd zijn zoon Willem hulpmachinist. De instructie uit 1900 spreekt boekdelen over de arbeidsverhoudingen en werkomstandig heden van die tijd. Nauwkeurig werd vast gelegd dat Den Engelsman conform de Stoomwet (KB 19 oktober 1896) tijdens wer- Den Engelsman drie vrije dagen. Zou hij door ziekte of een bedrijfsongeval invalide worden, dan kreeg hij nog drie maanden zijn salaris uitbetaald en daarna niets meer. Machinist Den Engelsman en later zijn zoon stonden erom bekend dat zij de machine uitstekend onderhielden: de koperen stangen glommen, de pompen liepen gesmeerd en het gebouw zag er piekfijn uit. Het einde van het gemaal In 1929 werd Willem Abraham den Engelsman machinist op het stoomgemaal en hij heeft Dieselgemaal Drie Grote Polders, in het oude gebouw van het vroegere stoomgemaal, 1996. Onder het gebouw bevindt zich nog een restant van de oude spuisluis. Boven de gemetselde boog is een gedenksteen uit 1902 te zien. Op deze steen zijn vaag nog de namen van het toenmalige polderbestuur te lezen dat opdracht had gegeven voor de bouw van het stoomgemaal, waaronder ook een lid van de familie Roosevelt. tot aan de sloop van het ketelhuis en de machine zijn werk met liefde en plezier uitge oefend. In de oorlog - toen bij de inundatie van Tholen de Duitsers de vitale onderdelen van de machine in beslag genomen hadden - maakte Den Engelsman daar in het geheim kopieën van. Toen Tholen bevrijd werd, kon binnen de kortste keren het gemaal op volle kracht beginnen het land droog te malen. Maar de tijd van de stoommachines was voor bij; overal elders waren de stoomgemalen vervangen door electrische of dieselgemalen. De Vrije Polders onder Tholen hadden in 1924 een gemaal met een ruwolie Bronsmotor gebouwd en Poortvliet in 1932 een electrisch gemaal met twee motoren. Het gemaal De Drie Grote Polders werd het laatste werk zame stoomgemaal in Zeeland. In 1958 nam een vijzelgemaal aan de Poortvlietse Kadijk gedeeltelijk de taak over en werden de ge malen bij Sint Maartensdijk en De Eendracht geacht voldoende capaciteit te hebben om ook het gebied van de Drie Grote Polders te bemalen. Dat bleek niet te werken, zodat in 1965 tenslotte toch nog een dieselgemaal in het oude stoomgemaal werd gebouwd. Het dieselgemaal kreeg een horizontale schroefcentrifugaalpomp en bemaalde on geveer 800 ha. Het waterschap verkocht het oude stoomgemaal voor 3000,- aan de ge meente, dat de schoorsteen liet neerhalen en de machine ontmantelde. Slechts een peil- glas en een plaquette van de machine kon de machinist nog redden. Het industriële monu ment was van zijn hart beroofd. juni 1996 15 waterwerker

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1996 | | pagina 15