optreden' en deed 'vloekend en tierend zijn werk'. Wel erkende men dat hij een goed vakman was. Het gemaal Schelphoek was in 1950/1951 (mede) door De Rouw gebouwd en eufemistisch omschreef men het contact met hem: 'hoewel het werk tenslotte tot een goed einde is gebracht, hebben zich ook tij dens de uitvoering meerdere onaangename momenten voorgedaan'. Er rustte geen zegen op dit gemaal; al in 1953 kwam het met de zee gemeen te liggen. Het werk werd gegund aan de firma Everaars en Van den Berg uit Steenbergen, die het werk goed en met voortvarendheid uitvoer de. De Prommel kreeg twee vijfcyclinder Stork-Hesselman dieselmotoren van ieder 350 pk. Samen met het vernieuwde electrische gemaal Den Osse aan de noordkant van Schouwen bemaalde Prommelsluis het hele moeilijke middengebied van het eiland, inclu sief het beruchte Prunjegebied. Dat had ove rigens ook nog een onderbemaling. Wel moest Prommelsluis het leeuwendeel van de bemaling voor zijn rekening nemen. De elec trische bemaling van Den Osse was veel duur der dan de dieselbemaling door de Prommel, zodat Den Osse alleen bij extreme regenval werd ingezet. Een jaar later was ook de dienstwoning klaar en betrok de nieuwe hoofdmachinist Ben Root met zijn gezin het huis bij het gemaal. Het buurhuis was voor tweede machinist M. van der Wekke. Twee huizen aan de kale dijk, waar nog geen boom groeide. Bij storm regende het zout water, de zeesterren lagen in de tuin en het wier hing aan de waslijn. Gelukkig kwamen er toen nog leveranciers aan de deur, anders zag zijn vrouw soms in geen dagen andere mensen. De hoofdmachinist trok 'als een vliegende kraai' langs alle onder zijn hoede staande gemalen: Prommelsluis, Den Osse, de Oosteren- en Westerenban, de onderbema ling voor het Prunjegebied en de Zuidhoek. Later kreeg hij de verantwoordelijkheid voor alle gemalen op het eiland. Op welk tijdstip de gemalen moesten draaien, werd geheel aan de machinist overgelaten. Als het 's nacht hevig regende, werd hij automatisch al wak ker. Om de diesel aan de gang te brengen waren ongeveer 63 verschillende handelingen nodig, variërend van vacuumpompen op de hevel, de goede startstand voor de cylinders zoeken en rondtornen, tot kleppen en lagers smeren, luchtvat openen en koelwaterpomp aanzetten. Als de motor eenmaal draaide, was constante zorg nodig voor het doorsme- ren en controleren. De motor maakte een stampend geluid in een bepaalde cadans; je zou kunnen dansen op het geluid van de die selmotor. Niemand kende de machines zo goed als Root; hij had het 'oog van de mees ter' dat de diesel als een naaimachine liet lopen. Alleen al op het geluid wist hij een mankement te traceren. Kruloor in het krooshek Toen de gemalen nog niet geautomatiseerd waren, moest altijd een machinist aanwezig zijn. Dat was een forse belasting. Maar ook het werk zelf was zwaar. Zeker als de machi nist nachtenlang vele karrenvrachten kruloor (ruppia cirrhosa) van het krooshek moest weghalen, was hij gebroken. Die kruloor was Gebrandschilderd raam in Prommelsluis, door H. Bijvoet en Lenobel. Dit raam werd bij de opening in 1959 geschonken door het technisch bureau van de Unie van Waterschappen. Het duidt de gepersonifieerde strijd tegen het water aan: Een ander bouwde mij en door mij bouwt een ander. De zin van mijn bestaan bepaalt mijn tegenstander. een ware plaag voor de machinisten. Soms haalde men wel twintig tot vijfentwintig krui wagens per nacht weg. De aangroeisels rond om duikers en bij brughoofden die in brak slootwater voorkwamen (zilt, palingbrood of levende stenen genoemd, Electra crustulen- ta), vormden soms complete dammen, waar door de doorstroming in de waterlopen gevaar liep. Het gemaal draaide dan volop, terwijl het water achterin het gebied niet lager kwam. Toen vond men die unieke brak waterplanten en -diertjes alleen maar lastig. Het gebied was nat en bleef moeilijk. Ofschoon de twee machinisten van Prommelsluis al lang voordat het slootwater boven het vastgestelde peil uitkwam begon nen te bemalen, klaagden boeren soms hard. Ze vroegen de machinisten herhaaldelijk of ze soms een winterslaap hielden, terwijl die al dagen en nachten - twaalf uur op en twaalf uur af - aan het werk waren. Zodra er regen was gevallen, wilden boeren het direct weg gewerkt zien. Een probleem waren de vaak zeer hoge buitenwaterstanden. De polderwa terstand is ongeveer NAP -2.60 m en het Oosterscheldepeil varieert tussen NAP - 1.50 m bij eb tot +NAP 2.00 m bij vloed. In de win ter was de polder doornat en de verdamping slechts gering. Voor één mm neerslag moest het gemaal per pomp wel zes uur draaien. In de zomer, met een hoge verdampingsgraad en een groot watergebruik van de gewassen, hoefde er slechts één uur voor zes millimeter neerslag gedraaid te worden. Toen sinds de jaren zeventig de automatise ring van de gemalen langzaam werd doorge voerd, veranderde er veel voor de machinis ten. De pompen sloegen automatisch aan op bepaalde polderwaterstanden, de krooshek ken werden automatisch gereinigd en de werkdruk werd lager. Hoofdmachinist Root werkte mee aan de automatisering. Als laat ste was Prommelsluis aan de beurt, in 1989; het kreeg twee nieuwe electromotoren, één van 160 kW voor malen bij eb met een lage opvoerhoogte en één van 345 kW voor pom pen bij vloed, met een hoge opvoerhoogte. Toen de kinderziekten van de automatisering voorbij waren, ging Root met pensioen. Tegenwoordig wordt Prommelsluis onder steund door zeven onderbemalingen, de zeven gratiën aan de natte voeten van de grand old lady. december 1996 15 waterwerker

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1996 | | pagina 13