Losse blokken Projectbureau Zeeweringen verstevigt Zeeuwse dijken De eerste week van september kwam in het nieuws dat het behoorlijk mis is met de Zeeuwse dijken. Televisie, radio en dagbladen besteedden ruim schoots aandacht aan het onderwerp. Immers, de veiligheid van de Zeeuwse bevolking zou in het geding zijn. Voor velen kwam dit nieuws als een don derslag bij heldere hemel. Alleen voor insiders uit de dijkenbouwende en dijkbeherende instanties werd het al aan het eind van de jaren tachtig steeds duidelijker, dat niet alle op deltahoogte gebrachte zeeweringen het predi kaat deltaveilig verdienen. Ervaring De twijfelachtige dijken zijn vooral de dijken die met steen bekleed zijn. In het verleden bouwde men dijken van klei en liet ze met gras begroeien. De eerste steenglooiingen dateren van zo'n tweehonderd jaar geleden. Steensoorten zoals basalt, Doornikse en Vilvoordse steen werden gebruikt om de dijk van klei extra te verstevigen tegen de kracht van de golven. Hoe sterk de bekleding moest zijn, bepaalden de dijkenbouwers op grond van ervaring. Aan schade na een zware storm merkte men of de dijkbekleding sterk genoeg was of dat er een zwaardere bekleding op moest. Natuurlijk speelde hierbij ook een rol door Mariette van Gorkum hoeveel geld er beschikbaar was. Na de watersnoodramp in 1953 was iedereen het erover eens, dat iets dergelijks nooit meer zou mogen gebeuren. Hetzelfde jaar kwam de Deltawet tot stand, waarin werd opgeno men dat de dijken zo hoog en sterk moesten zijn dat zij onder maatgevende omstandighe den standhouden. Maatgevende omstandig heden voor Zeeland zijn combinaties van wind, waterstand en golfkarakteristiek die zo extreem zijn, dat ze eens in de vierduizend jaar kunnen voorkomen. Voor zover bekend is, hebben deze omstandigheden zich nog nooit voorgedaan.In een hoog tempo werden de dijken versterkt, eerst langs de Westerschelde en vervolgens langs de Oosterschelde. De meeste dijkversterkingen in Zeeland dateren uit de jaren zestig en zeventig. Rekenregels Vanaf 1980, ongeveer geiijk met het klaarko men van de dijkversterkingen langs de Oosterschelde, werd het mogelijk door mid del van modelproeven te onderzoeken hoe steenbekledingen zich houden onder invloed van wind, golven en waterstand. Vanaf 1983 gebeurde dit in het Waterloopkundig Laboratorium in Delft in opdracht van de Technische Adviescommissie Waterkeringen. Op grond van de gegevens van diverse onder zoeken werd het langzamerhand mogelijk regels op te stellen, waarmee kan worden uit gerekend hoe sterk een dijkbekleding in theorie moet zijn om maatgevende omstan digheden te weerstaan. Toepassing van de rekenregels op de inmiddels versterkte en verhoogde dijken leidde aan het eind van de jaren tachtig tot de conclusie, dat de aange- waterwerker 4 maart 1997

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1997 | | pagina 4