eieren zelf, waardoor hun gebrek aan eiwit
ten - hét probleem van de armen in de vori
ge eeuw - werd gecompenseerd. Sommige
inlagen werden zelfs speciaal voor de vogela-
rij verpacht. Het moet een fantastisch gezicht
zijn geweest, al die kokmeeuwen, visdieven
en grote sterns, die dicht opeengepakt
broedden. Oorverdovend was het lawaai van
de meeuwen als ze krijsend de eierenrapers
probeerden te verjagen.
Waterstaatkundig was de Flaauwersinlaag
ook van belang. In 1877 werd er het eerste
Zeeuwse stoomgemaal gebouwd, dat 'het
platte' van Schouwen bemaalde. De inlagen
Flaauwers, Wevers en Heertje dienden als
reservoir voor het overtollige polderwater in
geval de eb niet laag genoeg kwam voor de
natuurlijke lozing. Ze stonden via een sluisje
in verbinding met de boezem.
Door de watersnoodramp van 1953 verander
de er veel. Het instromende water beschadig
de de hillen en de restanten kwamen in ver
binding met de wal. Ze werden toegankelijk
voor stropers en kleine roofdieren, waardoor
de vogels verdwenen. Toen in 1962 de afwa
tering veranderde en de spuiboezem niet
meer gebruikt werd, kwam er geen vers
water meer in deze inlagen en verslechterde
de situatie nog meer. In de winter was de
waterstand te laag; de hillen liepen niet
meer onder en verruigden daardoor. Het
werd te gevaarlijk voor de vogels. De grote
kolonie Noorse sterns vertrok naar betere
oorden. Tot overmaat van ramp opende
Serooskerke nog een vuilnisbelt in de buurt.
De toenemende recreatie verstoorde tenslot
te het laatste restje rust.
Tureluurs
Het waterschap Schouwen-Duiveland begon
in 1992, samen met de provincie, met een
project om de natuurwaarde van de inlagen
te vergroten. In 1997 zal het worden afge
rond. Zowel de Wevers-, als de Cauwers- en
de Flaauwersinlaag kwamen aan de beurt. Dit
zijn alledrie natte inlagen. De nabijgelegen
Kouderkerkse inlaag is een droge inlaag,
door natte greppels doorsneden. Het doel is
om net als voor 1953, een grote vogelschare
te laten broeden op veilige eilandjes, midde
nin een schoon natuurgebied. De inlagen en
karrevelden zijn ook internationaal gezien
unieke gebieden met een grote ecologische
waarde. Vroeger waren er fraaie zoutminnen-
de planten zoals de vleeskleurige orchis en
het moeraszoutgras te bewonderen, en
tegenwoordig nog de iets meer voorkomende
zeekraal en zeeaster. Maar wie weet, komen
die eerste soorten wel weer terug.
Het plan van aanpak bestond uit verschillen
de onderdelen. De waterkwaliteit is verbeterd
door het baggeren van de bodem. Die was
door de geringe doorstroming en de vele
vogelpoep te voedselrijk geworden, waar
door er alleen nog maar algen in het water
groeiden. De uitgebaggerde, diepere inlagen
vallen ook niet zo gauw droog en doordat ze
meer water bevatten, kan het water ook iets
beter alle ongerechtigheden verwerken. Door
kwelputten wordt extra kwelwater aange
voerd. Dat werkt gunstig op de doorstroming
van het water. Zo kunnen voedingsstoffen
worden afgevoerd en wordt de verblijftijd
van het water bekort.
Tenslotte zijn er weer vogeleilandjes
gemaakt, veilig in het midden van de inlagen,
die iedere winter onder water komen te lig
gen. Zo blijven ze kaal en bieden ze een
ideale broedplaats voor de stern, tureluur,
kluut en bontbekplevier. En als er weer ture
luurs kunnen broeden, gaat het goed met
Zeeland.