André Verrijzen 'Ik verveel me nooit' je je tractorrijbewijs gaan halen. Als je op je achttiende een rijbewijs hebt voor personen auto's, mag je ook op tractoren rijden. Dat laatste wekt verbazing, want het zijn toch enorme gevaartes, die moderne tractoren, zware machines die je echt moet kennen wil je daar veilig in rondrijden. Ook de schakel techniek is totaal verschillend van een perso nenauto. Bovendien halen ze nog een snel heid van 45 kilometer per uur. Ook André vindt scholing van belang. 'Toch leer je het meeste in de praktijk'. Hij heeft eerst op zijn zestiende zijn tractor rijbewijs gehaald en is toen gaan werken voor de grasdrogerij; seizoenwerk. In 1988 zocht hij vast werk en vond dat bij het water schap. 'Dit is nu het tiende of elfde seizoen. Het is heel afwisselend werk, zinvol. De machines worden steeds vernieuwd en verbe terd. Ik ben het nooit beu. Het is nooit het zelfde. We hebben een groot werkgebied: het duurt weken voor je helemaal rond bent. Het contact met de klanten, de zorg voor de machines... Ik verveel me nooit.' Rode stift Vandaag werken ze in het gebied met het nummer 2002: het land rond Ovezande. Op een karton heeft André een kaart met elas tieken bevestigd. Het staat achter zijn stuur. Op de kaart staan zwarte strepen en stippel lijnen. De doorgetrokken strepen tonen de primaire waterlopen aan, de stippellijnen staan voor secundaire waterlopen. Wanneer een sloot gemaaid is, geeft André dit met rode stift op de kaart aan. Omdat de klepelmachine - de maai-arm waarmee het eigenlijke werk wordt gedaan - rechts uitzwenkt, werken de mannen altijd tegen de richting van de klok, links van de kavelsloot. De een doet de binnenkant van de sloot en neemt met de bodemfrees ook de onderkant mee, de ander maait de buiten kant van de sloot. We rijden het land op en beginnen in de hoek. Het is een machtig gevoel in zo'n grote tractor te zitten. De maaiarm zwenkt uit en neemt de binnenkant en onderkant voor zijn rekening. André leunt ver naar rechts, om te zien wat er in de sloot gebeurt. Normaal gesproken rijdt hij veel dichter bij de sloot kant, zodat de tractor wat overhelt en hij goed in de diepte kan kijken, maar omwille van zijn passagier blijft hij nu wat uit de kant. Flut en doodgeslagen Een klepelmaaier werkt op een ruwe manier. Het gras wordt van de kant afgeslagen en gekneusd. Het is dan helemaal flut en dood geslagen, zoals André het noemt, en verteert daardoor snel. Het geklepelde groen blijft op de kant liggen. 'Je bemest dus eigenlijk de slootkant, waardoor je het jaar erop nog meer groen hebt.' Afvoeren zou een oplos sing zijn, dan verschraalt het land en komen er meer soorten terug, maar minder weel derig. Maar het maaisel kan niet afgevoerd worden bij gebrek aan mankracht en opslag capaciteit. Bovendien is het erg kostbaar. André en Jaap zien sowieso meer in chemi sche bestrijding, zoals dat vroeger gebeurde. 'Dan heb je veel minder groen en hoef je maar eens in de paar jaar te maaien.' Maar dat mag al tien jaar niet meer. Op Walcheren worden de slootkanten niet geklepeld, maar gemaaid met een korfmaai- er. Deze machine snijdt het groen af en legt het op de slootkant. Als de boer dat wil, kan hij het afval afvoeren. 'Dat is wel netter', vindt André, maar hij ziet ook nadelen. 'Wij maken een lange rijbeweging. Op Walcheren rijden ze een stukje, maaien, leggen het groen op de kant en rijden een stukje verder. Dat kost meer tijd.' Toch is dat niet de reden van het verschil. 'Het is traditie hier om te klepelen en op Walcheren werkten ze altijd al met korfmaaiers. Dat is men zo gewend. De boeren zouden ook niet anders willen.' waterwerker 10 oktober 1998

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1998 | | pagina 10