Het waterschap en het water in de stad door Arend van der Wi Ruim anderhalf jaar geleden werd de gemeente Goes door dit blad tot voor beeld voor andere Zeeuwse steden gebombardeerd, uiteraard alleen op het gebied waar het waterschap recht van spreken heeft: waterbeheer en riole ringen. Inmiddels zijn woorden daden geworden. Enkele cruciale overstorten zijn door de gemeente Goes gesaneerd en het waterschap gaat nu, na gezamenlijke voorbereiding, de sterk vervuilde Oostvest schoonmaken. Dit artikel gaat óók over de volgende vraag: hoe gaat het verder met het water in andere steden Hoe komen de Goese vesten zo vies? Allereerst is er sprake van zogenoemde histo rische vervuiling. Vele eeuwen lang loosden huizen en bedrijven ongezuiverd afvalwater op de vesten. Gelukkig is dat allemaal veran derd, maar meegekomen schadelijke stoffen, zoals zware metalen, breken niet af en heb ben zich in de waterbodem genesteld. In de tweede plaats was er tot voor kort ook ver vuiling (onder meer zware metalen en PAK ofwel teerachtige stoffen) door riooloverstor- ten. Dat gebeurde op de Oostvest op twee plaatsen in totaal zo'n tien keer per jaar. Ook voor neus en oog was dat geen pretje... In de zomer van 1998 heeft de gemeente Goes het rioolstelsel rond de Oostvest verbeterd en zijn beide overstorten verdwenen. Geen lozingen en geen overstorten meer: het juiste moment om te baggeren, waarna het water - als het goed is en er geen rare dingen gebeuren - zichzelf gezond kan houden. Natuurlijk zijn er nog de zogenoemde diffuse verontreinigingen (bijvoorbeeld PAK van het verkeer en afstromend water van straten), de uitwerpselen van de ganzen en eenden en elke herfst de bladval, waardoor extra voe dingsstoffen in het water komen. Dat zijn echter factoren waaraan weinig te doen is en die lang niet zoveel schade aanrichten als de twee boosdoeners die inmiddels tot het verleden behoren. Afwisselend Begin jaren '70 is er in de Goese vesten voor het laatst gebaggerd, maar dat gebeurde niet volledig en intensief genoeg. Deze keer wordt elke vierkante meter van de waterbo dem behandeld; ook het puin op de waterbo dem verdwijnt. In totaal wordt uit de Oostvest 17,000 mJ verontreinigd slib (klasse 3 en 4) gebaggerd en 1700 m! puin, glas en andere troep opgevist. Direct na het bagge ren krijgen de oevers van de Oostvest een facelift. De dikke laag bagger en het puin stutten de oevers. Nu slib en puin worden verwijderd, is bijna overal versteviging van de oevers noodzakelijk. Dat gebeurt op zoveel mogelijk plaatsen op een natuurvriendelijke manier: niet meer een duidelijk zichtbare beschoeiing die een steile oever ondersteunt, maar een geleidelijkere overgang tussen land en water, waar kikkers en watervogels zich makkelijker kunnen vestigen en waar ook meer ruimte komt voor afwisselende begroei ing. De bestaande beschoeiing blijft vaak wel staan, maar wordt aangevuld met extra, natuurvriendelijke bescherming. Zo worden kokosmatten gebruikt, die enerzijds de oever verstevigen, maar anderzijds ook volop begroeid zullen raken. Handje helpen De grote beurt die de Oostvest krijgt, moet er voor zorgen dat deze waterpartij zichzelf kan gaan 'bedruipen'; het natuurlijke evenwicht was door toedoen van de mens verstoord en nu helpt de mens de natuur een handje. De verontreiniging en het teveel aan voedings stoffen (eutrofiëring, gevolg: overmatige algengroei) zijn weg; er komen nieuwe kan sen voor plant en dier. Dat betekent niet dat waterschap en gemeente voortaan geen omkijken meer hebben naar de vesten. De oevers vergen regelmatig onderhoud. Wellicht moet af en toe het riet binnen de perken gehouden worden. Omdat slibvor- ming natuurlijk is, is baggeren om de twintig, dertig jaar wenselijk, zeker ook omdat de ves ten in feite stilstaande waters zijn. De nieuwe bagger zal echter niet meer zo verontreinigd zijn, omdat nu met een schone lei begonnen wordt. Voor het opruimen van ernstig verontreinig de waterbodems heeft het Rijk een speciaal potje. Omdat waterschap en gemeente een dergelijk miljoenenproject niet kunnen waterwerker 4 oktober 1998

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1998 | | pagina 4