Ontpoldering
geënquêteerd?
Van de dijkgraaf
Het overkomt mij nog wel eens dat ik in bij
voorbeeld een vergadering, bijeenkomst of
discussie een aan mij gestelde vraag verkeerd
begrijp. Of dat ik de vraag wel begrijp, maar
de vragensteller mijn antwoord verkeerd
opvat. En ik ben niet de enige die dit wei
eens meemaakt. Maar gelukkig kan je in een
gesprek de miscommunicatie rechtzetten.
Lastiger wordt dat bij schriftelijke enquêtes.
Ik heb er zelf deze week weer drie ingevuld.
Ten eerste moet je je vaak afvragen hoe de
vraag bedoeld is, welk antwoord je dus geeft
en dan maar afwachten hoe de vragensteller je
antwoord interpreteert. Een voorbeeld: is een
samenwerkingsverband tussen waterschappen
op het gebied van communicatie nodig? Deze
vraag in één van de enquêtes riep bij mij
onmiddellijk de volgende vragen op: Wat is
een samenwerkingsverband? Tussen hoeveel
waterschappen? Is 'nodig' hetzelfde als 'brood
nodig'of hetzelfde als'nuttig'?
Vervolgens is het van belang, alvorens conclu
sies te trekken uit een enquête, om te weten
of de vragen door een representatieve groep
deelnemers zijn beantwoord. Zo viel ik een
dezer dagen over de volgende uitspraak: 'Bijna
50% van de geënquêteerde gemeenteraads
leden vindt dat waterschappen geen invloed
dienen te hebben op gemeentelijke bestem
mingsplannen'. Maar al snel besloot ik deze
stelling te relativeren. Want hoeveel
gemeenteraadsleden werden er eigenlijk
geïnterviewd en uit welke hoek kwamen ze?
De visies in de Randstad en in Zeeland kunnen
nogal verschillen. Mijn conclusie dat ik over
bovenstaande uitspraak moest 'vallen' heb ik
dus maar weer ingetrokken.
Tot slot spreekt ook nog de sfeer rond een
enquête een rol mee. Want als één mens de
veronderstelling poneert dat de Martinitoren
wel eens om kan vallen, dan stemmen al tien
duizenden tegen de bouw van een onder
grondse parkeergarage in de buurt.
Schrijf ik dit nu om aan te tonen met hoeveel
enquêtes we worden overspoeld? Nee.
Bovenstaande overwegingen kwamen bij me
op naar aanleiding van het Zeelanddebat. Eén
van de vragen was welke maatregelen geno
men moeten worden om de kans op een over
stroming in Zeeland tot het minimum te beper
ken, Hoewel vier antwoorden mogelijk waren,
worden steeds twee oplossingsrichtingen gege
ven. In één van die oplossingen werden dan
ook nog twee dingen gekoppeld die los van
elkaar staan (hogere dijken en blijven pompen).
Blijft de laatste optie over: tijdelijk polders
onder water zetten. Andere opties om de
veiligheid te garanderen, werden niet in beeld
gebracht. Ook hier kun je je dus afvragen of
de vragen goed begrepen zijn en wat met het
antwoord bedoeld werd. Ook mijn tweede
opmerking dat je pas conclusies kunt trekken
uit een enquête als het om een representatieve
groep gaat, is hier van toepassing. Bij een
recent gehouden personeelsenquête bij
standpunt veranderd is; er wordt nog steeds
gestreden voor het behoud van goede land
bouwgrond. Maar de tegenstand kwam ook
uit het deel van de bevolking dat niet begreep
datje dijken gaat weghalen, terwijl de
Deltawerken nog vers in het geheugen liggen.
Ook dit denken is nog niet veranderd; er wor
den nog Deltawerken uitgevoerd, het project
Zeeweringen loopt nog tot 2014 en er is nog
net zo goed weerstand indien een verdere
verdieping van de Westerschelde de sterkte van
zeeweringen zou aantasten. Dus denk ik dat
door W.A. Gosselaar
Zeeuwse Eilanden kwam 91 van de formulie
ren terug. En bovendien is met een aantal men
sen hun reactie doorgesproken, ook met het
doel om na te gaan of de reactie door de
enquêteurs goed begrepen was. Bij het
Zeelanddebat heeft 2% van de Zéeuwse
bevolking gereageerd. Mijn derde opmerking
over volksraadpleging had betrekking op de
sfeer. Deze opmerking is hier niet relevant,
omdat niet vooraf een bepaalde sfeer is
gecreëerd. Die is achteraf wel ontstaan.
Sommigen menen namelijk te moeten conclu
deren dat het merendeel van de Zeeuwen nu
anders denkt over ontpoldering.
Naast de kanttekeningen die ik bij het
Zeelanddebat geplaatst heb, geldt ook nog dat
appels met peren vergeleken worden. In 1995
was de discussie immers 'moet je ontpolderen
ter wille van natuurcompensatie?' De tegen
stand kwam onder andere uit de landbouw
(geen goede landbouwgrond opofferen aan
natuur). Ik kan me niet voorstellen dat dat
het standpunt ten opzichte van ontpolderen
(de appels) bij de Zeeuwse bevolking nauwe
lijks gewijzigd is. De vraag in het Zeelanddebat
van nu (de peren) gaat uit van overstromings
gevaar (dus geen natuurcompensatie) en als
oplossing overstromingspolders (dus geen
ontpoldering). Bij een verwachte waterstand
van ongeveer NAP +3.30 bij Vlissingen zijn de
waterschappen paraat. De verwachtingen
worden echter regelmatig met tien of twintig
centimeter overschreden. Nu mijn vragen:
- hoeveel van deze afwijking kan worden opge
vangen door overstroomde polders?;
- hoeveel ha. polder is nodig om afwijkingen
van 10 a 20 cm teniet te doen?
- zijn er alternatieven, die dit soort schomme
lingen kunnen opvangen?
Zolang de antwoorden nog niet binnen zijn,
gaan we maar door met het afronden van de
Deltawerken, het project Zeeweringen en de
onlangs vastgestelde keur, waarbij we rekening
houden met een toekomstige dijkverhoging.
maart 2001
3
waterwerker