besloten het weidebeheerte extensiveren. Dit nieuwe beleid is al weer zo'n vijfjaar geldig en wordt ook - na een tussentijdse evaluatie - gecontinueerd. Het waterschap is al die tijd bezig om de schapenhouders te motiveren om zich aan die nieuwe regels te houden. Ad Beaufort van de afdeling Beheer Onderhoud sector Waterkeringen Wegen is voor dit facet van de waterkeringszorg verantwoorde lijk. 'We hebben onze pachters duidelijk gemaakt dat de intensiteit van het beweiden wel degelijk van invloed is op de kwaliteit van onze dijken. We leggen liever de nadruk op motivatie en samenwerking dan op het bot vasthouden aan de regeltjes. Ik constateer echt, als ik zo 's terugkijk, dat er meer begrip en dus meer medewerking is ontstaan. Natuurlijk zijn er dwarsliggers, maar die geven niet de doorslag. Er zijn haast geen door scha pen kapotgetrapte stukken dijk meer. En dat is wel anders geweest...' Kleurstempel Gerard Mol heeft een schapenhouderij annex landbouwbedrijf aan de Kokuitseweg vlakbij de Kattendijkse zeedijk. Hij pacht tussen Kattendijke en Wemeldinge een stuk zeedijk van twaalf hectare, dat hij gebruikt voor het weiden van zijn 190 schapen. Het is nu lam- mertijd. Mol houdt in een grote schuur de wacht bij zo'n zestig schapen die dezer dagen kunnen gaan lammeren; de 145 dagen tussen bevruchting en bevalling zijn zo ongeveer verstreken. Hij 'haalt' de lammeren zelf, met behulp van zijn vrouw en twee zoons. De schapen die nu binnen zijn, hebben allemaal een gele vlek op hun achterste. Zijn schapen met een rode vlek hebben inmiddels gelammerd, de beesten met een groene vlek komen iets later aan de beurt. Mol legt uit dat met dit systeem de schapenhouder kan zien wanneer welke schapen naar binnen moeten om te lammeren. De gekleurde vlek is op het schaap terechtgekomen door de ram die de ooien bevruchtte; hij heeft tijdens die bezigheid een soort stempel op zijn borst die een bepaalde kleur op het schaap achterlaat. De schapen die de ram op een andere dag bevrucht, krijgen een andere kleur. De scha pen zijn Swifters. Mol wijst de schaapgewor- den uitzondering aan: 'Dat is toch meer een Texelaar: de kop is wat breder.' Makkelijke manie Mol was in de tijd dat het waterschap de regels over het weidebeheer aanscherpte, voorzitter van de schapenhoudersvereniging. Er was veel overleg tussen deze vereniging en het waterschap en hij kijkt daar heel positief op terug. 'Het waterschap heeft dat goed aan gepakt: niet plompverloren nieuwe regels opleggen, maar in gesprek gaan en uitleggen waarom het nodig is om minder intensief te beweiden. De zeedijk heeft als belangrijkste functie het keren van het buitenwater en als de dijk daarnaast ook nog andere functies kan hebben - zoals verblijfplaats voor schapen - dan is dat alleen maar goed. Het waterschap kon goed duidelijk maken waarom het nieuwe beleid nodig was. Mijn indruk is dat de scha penhouders daardoor zijn gaan meewerken. En meewerkende schapenhouders, dat is ook weer nuttig voor het waterschap, want scha pen zijn natuurlijk toch in feite goedkope grasmaaiers.' Het bijvoeren ofwel het dumpen van flinke hoeveelheden landbouwproducten waar de schapen dan van kunnen eten, is volgens Mol de zaak waar het om draaide. 'Dat is funest voor de dijkbekleding, dan krijg je kale, dus zwakke plekken. Vaak ging het niet eens om echt bijvoeren, maar was het gewoon een makkelijke manier om van overtollige spullen af te raken. Heel goed dat dat niet meer mag en dat er ook op wordt toegezien.' Lui schaap Mol: 'Schapenhouders gaan geen makkelijke tijd tegemoet. We moeten ontzettend alert zijn dat onze beesten geen ziektes overnemen van andere schapen. Bij het verweiden van de schapen vergt dat veel zorg. Het is belangrijk, voor beide partijen, dat schapenhouders en waterschap ook hierover met elkaar in contact blijven.' Het waterschap heeft graag luie schapen op de dijk. Is de Swifter, ook al zou z'n naam anders doen vermoeden, een lui schaap? 'Je hebt inderdaad rassen die veel lopen en paad jes maken met kale plekken als gevolg', zegt Mol. 'De Swifter en de Texelaar doen dat niet, dus dat is gunstig voor de kwaliteit van de grasmat. Toch zit 'm dat niet vooral in het ras, maar in de verzadigdheid van de beesten. Is er genoeg gras, dan zijn ze rustig. Is er te weinig eten, dan worden ze ongedurig en gaan ze op zoek. Met de toegestane hoeveelheid kunst mest is het in principe goed mogelijk om genoeg gras per seizoen voor de schapen te hebben. Maar je hebt ook wel 's slechte jaren. Dan moeten alle partijen flexibel zijn en dat gebeurt gelukkig ook.' maart 2003 15 waterwerker

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 2003 | | pagina 15