peilboot 'Meermin' meet hoe 6 Een van de hoofdtaken van het waterschap is er voor zorgen dat u veilig achter dijken en duinen kunt wonen, werken en recreëren. Maar hoe controleren we die veiligheid? Een van de middelen is het meten van de kust onder water: het zogeheten peilen. "Omdat je niet ziet wat er onder water gebeurt, zijn metingen noodzakelijk." Het getijdenboekje vertelt ons dat het vandaag om 4.00 uur hoogwa ter is. Als we om 9.00 uur naar de jachthaven van Zierikzee rijden, weten we zeker dat we de beman ning van de Meermin aantreffen. Want met laagwater kunnen zij niet uitvaren. Met 'zij' bedoelen we hydrograaf Aren van Wezel en schipper Henk Meerman. Dit duo is het grootste gedeelte van het jaar daadwerkelijk aan het peilen. Recht op de kust af In de heerlijk warme kajuit legt Aren aan de hand van de appara tuur de basisprincipes van het peilen uit: "We meten de vooroever van de waterkering. Dat is het gedeelte van de dijk of het strand dat onder water ligt. Het is de fundering van de dijk. Een dijk zelf kan heel slecht zijn, maar dat is minder erg dan wanneer er iets met de vooroever aan de hand is. Juist omdat de vooroever onzichtbaar is en je dus niet ziet wat er mee gebeurt, is het noodzakelijk ieder jaar metingen te verrichten. In een jaar tijd kunnen verschuivingen plaatsvinden door natuurlijke erosie, zwaardere golfbelasting, de werking van eb en vloed, noem maar op." Maar hoe gaan die metingen in zijn werk? Aren gaat verder: "Dit kastje laat onze positie zien. Met behulp van GPS wordt de positie tot op centimeters bepaald. De scheeps- bewegingen worden gemeten en verrekend op de dieptemeting. Door de dieptemeter (echolood) wordt door een hoogfrequent geluidssignaal de bodem gepeild. We beginnen 400 tot 800 meter uit de kust en varen volgens een vaste

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 2006 | | pagina 6