3 B. Oele, penningmeester. P.J. Brand. drsP.J. van der Feen. AR CHEOLOGIS C HE WEEKGElf EENSCHAP VOOR NEDERLAND. Al vanaf de Griekse geschiedenis is de mens geïnteresseerd in zijn verleden, wie zijn voorouders waren, hoe zij woonden, welke werktuigen zij gebruikten om in hun dagelijkse behoeften te kunnen voorzien, in het kort gezegd welke sporen zij hebben achtergelaten en welke gegevens die verschaffen. Door stads- en industrieuitbreidingen, cultuurtechnische wer ken, zijn en worden vaak honderden hectaren grond verzet. Hierbij kan het niet anders of vele sporen van vroegere bewo ning zullen hierdoor te voorschijn komen en verloren kunnen gaan, zonder dat ze opgemerkt worden. Dit laatste is mede de oorzaak geweest, dat in het begin van de jaren vijftig de Archeologische Werkgemeenschap is opgericht. Vele van de 2500 leden tellende landelijke vereniging houden, ieder in hun eigen woongebied, elke activiteit, die in de grond plaats vindt, nauwlettend bij. Mede door hun speurwerk en het daarna inlichten van de bevoegde instantie, de Rijksdienst voor Oud-' heidkundig Bodemonderzoek, werden en worden nog vele oudheid kundige objecten gered. In de vitrine heeft de werkgroep Zeeland getracht U zeer be knopt een indruk te geven over enkele activiteiten met be trekking tot Zeeland. Als werkgroep van amateur-archeologen is zij er zich terdege van bewust, dat zij zich vele beper kingen heeft op te leggen ten opzichte van de beroepsarcheo- logie. Dit wil niet zeggen, dat de leden van de groep louter schatgravers zijn of romantici, die niet op wetenschappelijk verantwoorde wijze te werk zouden gaan. Mogen we het zo stellen, dat het veelal de amateurarcheoloog is, die speurend naar het verleden van zijn voorouders, door zijn hobby een- belangrijke bijdrage levert aan de moderne archeologie en daaruit niet meer valt Y/eg te cijferen. De werkgroep heeft nu 67 leden. Het bestuur wordt gevormd door J. van den Berg, voorzitter. mevr. L.C.J. Goldschmitz-Wielingasecretaresse, mr. G'.J. de Jong, penningmeester.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1973 | | pagina 15