12 -
was het dan zover. Op de fiets door de Pekelienge, ty
pisch weggetje was dat toen, je reed op één route ver
schillende "malen naar alle 4 de windrichtingen op korte
afstand. Overal meidoorngeurpoesels (lisdodden) in gro
te hoeveelheden, bramen-appels- en pruimen plukken resp.
jatten, s avonds een vislijntje zetten en 's morgens een
paling, soms hele stukken onder water tot over de peda
len, alles in deze volgorde en telkens terugkerend sinds
vele jaren.
De houten loods aan het Molenwater was het practijklo-
kaal6 dagen per week, iedere ochtend van 8.30-12.00 uur,
's middags theorie, incl. woensdagmiddag.
In de eerste klas onder de bekwame leiding van meneer
v.d. Veen, een Fries. "Brandhout der uit jong" was zijn
steriotyp gezegde, zaterdag tegen de middag als we de
loods op moesten opreuimen. Het "uit" klonk als ooit, 'k
hoor het nog duidelijk.
In de tweede klas meneer Baljeu, een oud Middelburger
en lange tijd timmerman geweest. Hij kende al de kneepjes
van het vak. In de theorielessen kwamen de verhalen over
de tijd dat hij in ds bouw werkte "van 'ochens veuf tot 's
avons zeven en 's zaterdags een schof korter tot 4 uur,
dat val nie mee oor! Nee dan noe van alf nege tot veuf uur
en vier weken vacantie mee behoudLvan dit (het bekende
gebaar met duim en wijsvinger), lekker oor".
Maar ze leerden ons het handwerk grondig en je kon ze
niets wijs maken. Bij de verbouwing, die in die tijd plaats
vond, werden ook de eerste machines voor de timmeroplei-
ding gesteld.
Zo waren we dan, toen we na 2 jaar op de practijklessen
werden losgelaten, al aardig in het vak thuis, de routine
kwam wel. Het leerlingstelsel was er nog niet, de rest
moesten we daar dus ondervinden.
En zo als wij het nu geleerd waren, zo werd het ook ge
daan toen ze die prachtige deuren maakten uit het Lamps-
inhuis of die kast in de Schotse huizen. Bij het bekijken-
van die dingen, door collega's ver voor onze tijd gemaakt,
bewonder ik hun vakmanschap, de nauwkeurigheid waarmee ze