- 19 -
Alles wat direct buiten de Seispoort aanwezig was
moest daarom binnen acht dagen afgebroken zijn, het
opgaand geboomte geveld en verkocht en de inventaris
in de Vleeshal van het Stadhuis opgeslagen.
De taveernen het "Roosencruijs"de "Zoutkeet je", de
"Draeck", de "Cogge" en vooral de "Groenpoortewerden
tijdens het beleg de plaatsen van samenkomst van de
schutters
Op 20 februari 1574 gaf Middelburg zich na een "beleg"
van twee jaren over aan de Prins van Oranje. De z.g.
"geestelijke goederen" (kloosters, kerken en geestelijke
gestichten) werden door het nieuwe stadsbestuur, ter
bestrijding van de kosten van de oorlog tegen Spanje,
verkocht of als Kerk der hervormden in gebruik gegeven,
of tot eigendom van de stad verklaard "ten eigen behoef".
Zo kwam de stad ook in het bezit van het klooster der
Augustijnen, dat, gesticht in 1374, in 1574 dus reeds
200 jaar oud was en in bouwvallige staat verkeerde. Door
zijn ligging en de grote uitgestrektheid van het terrein
scheen het een geschikte verblijfplaats voor de schutters
van St. Sebastiaen en het werd dan ook in volle eigen
dom aan hen afgestaan. Wegens de bouwvalligheid werd het
daarop door de schutterij geheel afgebroken. De opbrengst
van de afbraak kwam ten volle aan het gilde ten goede.
Tot zelfs de fondamenten werden ontgraven en weggevoerd,
zodat in werkelijkheid geen steen op de ander bleef.
Maar nu het verhaal van de bouw van het nieuwe schutters
hof en van wat daarvan overbleef.
Men besloot, kennelijk met de bedoeling weer ijverig het
schieten te gaan beoefenen, de hof te beplanten. In
Vlaanderen werden daarvoor ruim 150 olmen en 4 linde
bomen aangekocht. Voor het overige behielp men zich
voorlopig met de woning van "de Knape" van het gilde,
want geld voor een nieuw "schuttershuis" was er niet.
Eerst twintig jaar later, op 15 februari 1592 is "aan
de confrérie de vraag voorgelegd of hetvraedzaam wesen
zoude te timmeren een nieuwe earner". De hele bouw
kostte 723-1-16 Vlaams, wat 212-13-2 Vlaams bóven
de begroting was, zodat ieder der 125 gildebroeders 34
scellingen per hoofd moest bijdragen, (wordt vervolgd)