- 3 -
diende parochiekerken. Dit privilege had een enorme uitbreiding
van parochies door toedoen van Norbertijnen tot gevolg. En niet
alleen op Walcheren. In de latere middeleeuwen blijken 150 Ne
derlandse en 170 Belgische parochiekerken toe te behoren aan
Norbertijner kloosters. De Abdij van Middelburg bewerkte in
12^7 al éénendertig kerken. En de meeste daarvan zijn gesticht
door toedoen van de Middelburgse kanunniken.
Gaan we eens na welke kerken dat zijn
West-Souburg met zeven dochterkerken, waaronder Oud- en Nieuw-
Vlissingen
Westmonster met vijf dochterkerken, waaronder de Nieuwe Kerk
in Middelburg.
Oostkapelle met acht dochterkerken.
Welle op Noord-Beveland met twee dochterkerken en
Westkapelle met zeven dochterkerken, waaronder Domburg.
In 1276 ruilde de abdij het patronaatsrecht van Welle met
Floris V voor dat van Monster in het Westland. Dochterkerken,
afgesplitst van Monster waren s-Gravenhage en Scheveningen
Behalve de pastoors in al deze plaatsen, benoemde de abt
ook nog een groot aantal vicarissen, kapellanen en kosters.
In 1320 bijvoorbeeld ruilde de abt met de graaf de kosterij
van Oostkapelle voor de kapellanie van de Hofkapel in Den Haag.
In 137^ echter werd de grafelijke kapel omgezet in een kapittel
en kreeg de abt het voorrecht de keuze van de deken van dit
hofkapittel te bevestigen. Als U bedenkt dat dit kapittel allé
pastoors van Amsterdam aan de bisschop mocht voordragen, proeft
U iets van de geweldige macht, die de abt van Middelburg in
kerkelijke zaken had.
Deze macht werd in Zeeland echter aangevochten door de am
bachtsheren en vaak met succes. In verschillende kerken zoals
's Heer Abtskerke, Sinoutskerke en Kampen droegen de ambachts
heren en de abt om beurten een pastoor ter benoeming voor. In
andere kerken zoals Welsinge en Poppekerke blijkt geen bemoei
enis van ambachtsheren.
In WestkapelleOostkapelle, Domburg en Grijpskerke kreeg
de abt het voorrecht om kanunniken uit de eigen abdij voor te
dragen.
Het verst ging de invloed van de abt in kerken als Melis-
kerke, de kloosterparochie en Oud- en Nieuw-Vlissingen die
geïncorporeerd waren in de abdij, dat wil zeggen, dat de pas
toorsfunctie vastzat aan de abtelijke waardigheid. De abt was
dus pastoor van Meliskerke. Deze functie liet hij echter door
één van zijn kanunniken waarnemen. Ook oefende de abt toezicht