1303 ear. ön gemeente hebben toebehoord, en deze ste nen zijn met reden bewaard gebleven in het stedelijk museum. Jut is bepaald onjuist historisch bezit van de remeente te doen metselen in een afscheidingsmuur welke bovendien particulier bezit is, leze waardevolle gevelstenen zijn daar do t vervreemd, lat dit niet toe laatbaar is, en niemand daartoe bevoegdheden bezit, is wel duidelijk. ,"ann;er men deze hoge muur wil versieran bestaan daartoe wel andere ornamenten, welke in de handel kun nen worden gekocht. liet het museumbezit in depot van het stedelijk museum te Vlissingen wordt el neer vreemd gehandeld. Een an dere particulier wordt in staat gesteld af en toe een keus te doen uit de waardevolle ornamenten, gevelste nen en bouv.'fragmenten. De gekozen stukren worden dan ingemetseld in te restaureren huizen, laarbij zijn zo wel gevelstenen els interieuronderdelen. Ook hier gaat het eigendomsrechtvan de gemeente verloren. Er zijn tal van gegronde bezwaren aan te voeren tegen cc ze handelwijze van de overheid en haar dienaren. Eet meenemen,afgeven of ter beschikking stellen van museumbezit is ongeoorloofd. Deze behesrsfouten bij het stedelijk museum dienen vermeden te worden; de wegge haalde voorwerpen behoren terug te komen in het museum. ooooooo oo Een pottenbak :ersoven uit de Uzertijd _te _Serooskerke In het tijdschrift WESTERHEEM van december 1973, no6 komt een beschrijving voor "van een proefonderzoek, dat do wsragroep Zeeland van de Archeologische Werkgemeen schap voor Nederland heeft ingesteld naar de resten van een IJzertaöbewoning cp Walcheren. Een opgraving-werd gedaan op een weiland, in het zgn. Molenperk te Serooskerke. Men heeft daarbij de res ten gevonden van een pottenbakkersoven, en de schrij vers A.M. lumon Tak en J.van den Berg geven met teke ningen en een foto een vrij uitvoerige beschrijving. Een keuze uit de vondsten van deze opgraving zal permanent tentoongesteld worden in het museum De Schotse Huizen te Verre, welke jaarlijks is geopend van 15 mei tot 15 september.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 12