Vanuit de sakristie kwam men door een ingang, de Priesteringang, in de lin
kerzijbeuk voor het dwars schip in de kerk.
ANDERE GEESTELIJKE INSTELLINGEN
1. Het Carmelietenklooster. Voor het eerst genoemd in een grafelijke reke
ning van 1425-1428. Volgens een overeenkomst in 1505, waarin de verde
ling van de opbrengst van de kerkelijke diensten geregeld werd, blijkt dat
de Carmelieten aandeel hadden in het parochiewerk. Het klooster stond op
de Grote Markt, waar later na 1590 het stadhuis zou worden gebouwd, dat
in 1809 door de Engelsen in brand werd gebombardeerd.
2. Het Bagijnhof. Het was gelegen in het boomrijke gedeelte tussen de Cornel
Aertsweg (Groenewoud) en de zee. (In de vierhoek Nieuwendijk-Lombar d-
straat-Nieuwstraat en Kapoenslop). Het klooster verdween praktisch ge
heel door de aanleg van de Engelse Haven (Vissershaven) en Nieuwendijk.
In het stedelijke museum bevindt zich een grafsteen welke getuigt dat hier
tot 1572 Bagijnen hebben gewoond. Hierop staat afgebeeld twee bagijnen
met als onderschrift "In 1572 de 11e. Januarie stierf
"zuster Maike van Ockerhoudt, kosterin,
"en de 15stierf
"zuster Betken van Ockerhout.
3. Gasthuis. Evenals in Oud-VLissingen is ook in Nieuw-Vlissingen zo'n ge
bouw geweest. Het oudste heeft gestaan aan het einde van de Breewater-
straat (de straat zelf bestond toen nog niet), onder de loodsentrap naar de
Boulevard. In 1574 werd een nieuw gebouw opgericht ongeveer op de plaats
waar zich de Spuiboezem bevond (achter de Badhuisstraat - toen werd de
plaats Molenwater genoemd).
Uit dit alles blijkt de hoge bloei van het geestelijke leven in de Middeleeuwen.
Door de Hervorming werd dit alles practisch teniet gedaan.
DE HERVORMING
Dat een nieuwe leer het eerst en het meest doordringt in een plaats met druk
handelsverkeer, laat zich verstaan. Dat was ook het geval met Vlissingen.
Reeds in de eerste jaren van de 16e. eeuw waren al zeer veel Zeeuwen ijveri
ge aanhangers van het nieuwe geloof. Door dezen werden bijeenkomsten ge
houden in de duinen en daar de stadsregering niet al te sterk inging tegen deze
bijeenkomsten werden de aanhangers van de nieuwe religie steeds brutaler.
Zelfs de brieven van de Hertogin van Parma konden daaraan niet veel verhel
pen. De stadsregering hield het oog meer gericht op de bloei van de stad dan
op de geestelijke toestand. (Eigenbelang zal ook wel een voorname reden zijn
geweest). Een verzoek om een plaats voor het preken van het Evangelie werd
nog niet toegestaan. Resultaat van deze slappe houding was de beeldenstorm.
Nadat een verzoek om de beelden en andere sieraden uit de kerk te mogen ver
wijderen niet was toegestaan, werd in augustus 1566 alles kapotgeslagen.
Een beeld werd op verzoek van enige schippers gespaard en in veiligheid ge
bracht. Het St. Christoffelbeeld. De schade was zo groot dat het zelfs sommi
ge Calvinisten te erg was. Toen het weer een tijdje rustig was, richtte het
stadsbestuur op 2 september 1567 een publikatie tot de bevolking met het ver
zoek alles weer op hun plaats te brengen. In het gehavende gebouw oefenden de
katholieken hun godsdienst verder uit. Door het bewind van Alva werd de on
tevredenheid echter steeds groter. Op Pasen 1572 barstte de bom.
Vlissingen schaarde zich achter de Prins. De meeste raadslieden verlieten de
stad, waarna Calvinisten het bestuur opnamen. De katholieken werden het kind
van de rekening. De geestelijkheid moest de stad verlaten. De St. Jacobskerk
en de pastorie werden overgenomen. Ook de Carmelieten verlieten de stad.
Het klooster werd afgebroken op de refter (eetzaal) na. Deze werd gedeeltelijk
als Waag, gedeeltelijk als vleeshuis in gebruik genomen. Het Bagijnhof ver-
10