Volgens Dr. L. Wagenaar was aloude kerkelijke haat uitgebarsten, politieke
hartstocht ontvlamd en religieuze verontwaardiging gloeide. (Archief Zeeuws
Gen. 1903). De woelingen breidden zich over geheel Walcheren uit.
Deze onrust duurde vele jaren. Hieraan kwam een eind door een besluit van
de Prins, waarin hij de katholieken toestond hun godsdienst uit te oefenen en
een schuilkerkje te bouwen. Maar de katholieken waren zeer bang geworden
en durfden er niet aan te beginnen.
In 1795 werd op aansporing van de pdstoor van Middelburg begonnen met een
huis in te richten voor het houden van godsdienstoefeningen. Een zekere An
dreas Terwiel bood geheel belangeloos zijn huis aan. Dit huis stond in de Koe
straat. Zelf ging Terwiel met zijn groot gezin op zolder wonen. Op 3 mei
werd de eerste oefening gehouden door pastoor J. N. Mazza.
De gemeente nam langzamerhand in aantal toe. Na ruim tien jaar was het aan
tal verdubbeld. Er moest uitgezien worden naar een ruimer gebouw.
Pastoor J. N. Mazza vertrok in 1798. Zijn opvolger A. H. van Pelden heeft alle
moeite gedaan in het bezit te komen van een der bestaande kerken, wat kon
gebeuren door bepalingen van de Constitutie van 1798. Deze pogingen zijn be
kend als de "Naastingstrijd in Vlissingen".
Ondanks hun aantal - volgens een telling in 1796 waren er 624 - konden de ka
tholieken geen kerk te bemachtigen. En moeite hadden ze er ook genoeg voor
gedaan. Het aantal requesten dat zij indienden bedroeg negen stuks. Vijf stuks
gericht aan het Wetgevend Lichaam te Den Haag en de overige aan de Raad
van de stad Vlissingen.
De nieuwe staatsregeling van 16 oktober 1801 had als grondslag wat de ver
deling der kerken betrof, het artikel 13
"Ieder kerkgenootschap blijft onherroepelijk"
"in het bezit van hetgeen met de aanvang dezer"
"eeuw door hetzelve wierd bezeten".
Hierdoor werd met één slag een eind gemaakt aan deze kwestie. Alle moeite
door de katholieken gedaan was tevergeefs geweest.
DE EERSTE KERK NA DE HERVORMING
De katholieken gaven zich niet gewonnen. Met volle ijver werd het roer omge
gooid. Er moest een nieuwe kerk komen.
Het hulpkerkje aan de Koestraat was te klein en bouwvallig geworden. Reeds
in 1802 kocht de parochie een tweetal huizen aan de Scherminkelstraat en een
in de Walstraat. Waarschijnlijk was de plaats niet goed gekozen of waren de
huizen niet geschikt, want enige tijd later werden op de Pottekaai (thans Wil-
helminastraat) twee huizen gekocht en twee huizen aan het Korte Groenewoud.
De gelden werden bijeengebracht door de parochianen door middel van een
s tuiverfondsTe beginnen in mei 1803 verbonden de parochianen zich om bij
het binnentreden van de kerk een stuiver te betalen. Jonger dan 20 jaar en ou
der dan 15 jaar zouden 4 duiten geofferd worden. 24 Augustus 1804 werd de
eerste steen gelegd door pastoor A.H.van Pelden, bijgestaan door zijn kerk
meesters Schedet, Nolson, Terwiel en Reid. 28 Mei d. a. v. werd de kerk in
gewijd door de pastoor van Middelburg, BH. van Kokkeling, daartoe gemach
tigd door de aartspriester van Zeeland. De inlijving van Vlissingen op 11
november 1807 door Napoleon in het Franse Keizerrijk had o. a. ook tot ge-
volg dat deze stad werd afgescheiden van de Hollandse Zending. Kardinaal Ca-
prara, pauselijk gezant latere te Parijs, decreteerde op 26 februari 1808
aldaar, dat de parochie Vlissingen in het vervolg zou horen tot het bisdom
Gent. Pastoor A.H.van Pelden vertrok en zijn plaats werd ingenomen door
een Gentse priester Martinus Vincentius Buseine.
Nadat na de val van het Franse Keizerrijk de Nederlandse Staat was hersteld
waarin België en Nederland verenigd waren, was er geen bezwaar dat Vlis
singen onder Gent bleef horen.
13