Het aantal katholieken nam steeds toe. De grootste kerkgenootschappen in Vlissingen waren Gereformeerden 3174 leden, Katholieken 1059 leden en Luthersen 283 leden. Reeds in 1818 moest worden overgegaan tot vergroting van de kerk. De 26e. december werd de vergrote kerk met veel luister en in tegenwoordigheid van vele civiele en militaire autoriteiten in gebruik genomen. Door de afschei ding van België werd ook het contact met Gent verstoord. Daarom werd Vlis singen in 1832 geplaatst onder de delegatie van de zaakgelastigde van de Paus in Den Haag, MgrA. Antonucci. Bij Breve van 9 maart 1841 werd Vlissingen gevoegd bij het Apostolisch Vica riaat B r eda. Zeer belangrijk voor de parochie was het toedienen van het H. Vormsel door de Hoogeerwaarde heer C. L. Baron van Wijckerslooth, Heer van Schalkwijk, bisschop van Curia. Waarschijnlijk voor het eerst na vele eeuwen. Dit gebeur de op 5 mei 1835. Op 7 juli 1835 werd aan de koning gevraagd een kapelaan te mogen aanstellen. Als eerste kapelaan kwam B. de Groot (1835-1837). Op 18 februari 1844 overleed een zeer bekende en algemeen geachte inwoner van Vlissingen, de heer J.A.Friesen, voorzitter van het kerkbestuur en voor zitter van het R. K. Armbestuur Het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland in 1853 bracht niet dezelf de indeling als de hiërarchie van 1559. Het bisdom Middelburg kwam o. a. niet terug. Vlissingen kwam nu bij het bisdom Haarlem. De eerste bisschop was Mgr. F. J. van Vree. Het herstel werd bevestigd door de Breve: "Ex qua die" van 4 maart 1853. 4 Juli 1856 kwam Mgr. van Vree voor de eerste maal het H. Vormsel toedie nen. Vermeld dient te worden het stichten van een school "voor de opvoeding der woeste jeugd". 26 Juni 1851 kwamen de eerste vijf zusters uit Etten voor het geven van onderwijs. De school werd ingericht in een huurhuis aan de Breestraat. De zusters van Etten werden in 1856 (18 december) opgevolgd door vijf zusters uit Roosendaal. Zo langzamerhand begon de parochie te groeien en te bloeien. Toen hier in het vroege voorjaar van 1856 een nieuwe pastoor werd benoemd, J.Bots, zag deze al gauw dat de kerk veel te klein was geworden. In januari 1857 ging reeds een verzoek naar de minister voor de zaken der Roomsche Catholycke eredienst een nieuwe kerk te mogen bouwen. Reeds op 4 maart 1857 kwam de goedkeuring. De oude kerk aan de Pottekaai 27 werd afgebroken en op dezelfde plaats werd een grotere kerk gebouwd. Tijdens de bouw werd een noodkerk ingericht in het huis aan de Droogdok 12, waarin de R.K. weeskinderen waren gehuisvest. (Van 1849 - 1856). De wezen werden in een beter pand ondergebracht, Wal- straat 10. (Van 1856 - 1882). De eerste steenlegging had plaats op maandag 6 juli 1857, des morgens 10 uur door pastoor J.Bots. (Vooraf was hiervan schrif telijk mededeling gedaan aan het gemeentebestuur). Om de financiële lasten te kunnen verlichten werd o. a. een loterij met toestemming van Z.M. Koning Wil lem III gehouden. Tevens ging er een verzoek naar het Rijk om een bijdrage in de kosten voor de banken in gebruik bij de militairen, welke geen plaatsengeld betaalden. Ook dat werd ingewilligd. Nog een andere bron was het proberen vrijstelling van belasting te krijgen op de bouwmaterialen verschuldigd aan de gemeente. Dit werd afgewezen. Maar de gemeente besloot om aan de R.K. parochie een subsidie te verlenen van f 600, bij besluit van 27 mei 1857. De plechtige inwijding der nieuwe St. Ja- cobuskerk aan de Pottekaai werd verricht door Mgr. F. J. van Vree, bisschop van Haarlem, op 28 juli 1858. Vele geestelijken waren aanwezig. De dekens van Zeeland en Zuid Holland, de pastoors van Middelburg, Veere, Goes, Groe- de, Philippine, Lamswaarde, HellevoetsluisAarlanderveen, Overflakkee. Ook burgemeester en wethouders van Vlissingen werden uitgenodigd en verder vele wereldlijke en militaire autoriteiten. De bevolking leefde mee, en liet dat 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1975 | | pagina 16