LAAGGELEGEN POELGRONDEN OP WALCHEREN NA '44-'45 RIJK MET LAAG JONGE KLEI" Br. irK. van der Meer voor Heemkundige Kring Walcheren te Vlissingen „Savelgronden nu aantrekkelijke akkergrond" VLISSINGEN -.In de periode 1944- !95.ï heeft de bodemstructuur van Walcheren een grote verandering on iergaan. De bombardementen van de lijken en de overstromingen van liet 'and gingen gepaard met een erosie an de kreken, men denke in dat erband aan Veere. IVestkapelle en de Volledijk te Vlissingen. Opmerkelijk was dat de kreken zich uitscheurden ui het reeds bestaande krekenpatroon. De gevolgen waren onder andere dat gedeeltes van liet land wegspelden, ook door de eb- en vloedwerking, maar ook dat een aantal laaggelegen ooelgronden verrijkt werden met een aantrekkelijke laag jonge klei". Die woorden van dr. ir. K. van der Meer. adjunct-directeur van de buiten landse dochteronderneming Ilaco van de Koninklijke Nederlandse Heide maatschappij, vormden vrijdagavond min of meer de besluiting van zijn lezing 'De ontstaansgeschiedenis van Walcheren vanaf de Romeinse tijd', die hij hield voor de Heemkundige Kring Walcheren in 'Het Anker' te Vlissingen. Tevoren had de heer Van der Meer een zeer uitvoerige schets van Walche ren vanaf en ook daarvoor de Romefnse tijd gegeven, waarbij zaken als de globale historische situatie, de landbouwkundige problematiek en de geschiedenis van de bodem ter sprake werden gebracht. Zijn voordracht be gon met de situatie van Walcheren in ongeveer 10.000 jaar voor Christus en eindigde met het Walcheren van nu. De periode daartussen werd sprongs gewijze onder de loep genomen, waar bij met name de ontstaansgeschiede nis van de bodem speciale aandacht werd toegeschreven. Bij de beschrij ving daarvan werd Walcheren steeds ook door de heer Van der Meer in twee delen i gescheiden het noorden en het zuiden, welke bodems in de loop van de tijd onderhevig zijn ge weest aan de speling van de zee. De jonge zeeklei, waarmee tot op heden de. bodem -van Walcheren is gevoed, genoot,, daarbij een speciale aandacht. Uit. de woorden van de heei; Van der Meer kwam voorts naar voren dat. in de Middeleeuwen op Walcheren duide lijk de wens is ontstaan het zeewater zoveel mogelijk buiten te sluiten, waardoor het bouwen van dijken ging ontstaan. Dat, fnen ook in die tijd 'letterlijk en figuurlijk monniken werk'- aldus de heer Van der Meer is begonnen met het afgraven van de veengronden, is mede de reden ge weest waardoor putten in de gronden ontstonden. In die putten werd de bovengrond meestal teruggestort, met het gevolg dat de weilanden (poel- gronden) er bijzonder onregelmatig bij kwamen te liggen. Deze zogenaam de moernering heeft op bijna geheel Walcheren plaatsgevonden, met uit zondering van de noordelijke gedeel tes, waar men te maken had met te 'dunne' gronden. Wat de landbouwgronden op Walche ren betreft beschouwde de heer Van der Meer als een opmerkelijke zaak dat de savelgronden op de ruggen over voldoende diepte beschikken en een aantrekkelijke akkergrond be naderen; ook de ruggronden vond hij in dat opzicht aan de redelijke eisen voldoen. De jonge polders achtte hij alle mooi- kalkrijke materialen bevat ten, waardoor ze qua eisen goed aan het akkerbouwprofiel voldoen, zij het dat bepaalde delen te ondiep zanderig zijn. De lezing van de heer Van der Meer werd door een bijzonder talrijk aan tal aanwezigen op de voet gevolgd. Na. afloop er van werden de aanwezi gen in de gelegenheid gesteld vragen te stellen.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1975 | | pagina 22