van Davidse. Als men dit pand binnenging, kwam men in een vertrek met een
toonbank en een opstand voor medicijnflessen, Achter deze kamer was een
vertrekje met een bed, waarop hij overdag meestal lag te slapen. 'sNachts
studeerde hij veel. Hij had een betrekkelijk grote bibliotheek van dogmatische,
christelijke lectuur. Verder bezat hij wat oude schilderijen. In de woning er
naast (de latere timmerwinkel van P.Harpe), woonden zijn vrouw, dochter,
schoonzoon Sanderse en hun drie kinderen.
De mensen waren erg onder de indruk van zijn vermogen om geheimzinnig te
doen; één van zijn karakteristieke uitdrukkingen was bijvoorbeeld "Wanneer
je iets niet begrijpt, moet je maar aan de kracht van de fossie denken".
Een nietszeggende uitdrukking, die toch veel indruk maakte.
De Plaa was een meester in het toneelspelen. Hij sprak dolgraag over gees
ten en zwarte kunst. Maar hij deed het altijd op zulk een geheimzinnige wijze
en op een zo zachte toon, dat hij er zijn toehoorders een rilling mee op het
lijf joeg. "Pas toch asjeblieft op!", kon hij kwasi ontsteld zeggen. "Praat
heel heel zachtjes over deze vreselijkheid. Als Adra ka me'lech of Sjoetele-
toet je eens hoordenJongen, jongen, de ellende zou niet te overzien zijn.
Ja, ja, de laatste staat nu achter je stoel op dit ogenblik".
Als de ander dan schuw en angstig het hoofd omwendde had De Plaa de groot
ste pret.
Over De Plaa zijn veel verhalen bekend, waarbij de fantasie ook wel vaak een
rol zal hebben gespeeld. Hier volgen enkele bekende histories, die in diverse
variaties nog steeds te beluisteren zijn:
De Plaa hield van vrolijkheid en van grappen. Als hij een nieuwe broek wou
hebben ging hij naar de kleermaker Vlieger en zei: "Maak me geen kleerma
kersbroek, maar een paardenmeestersbroek". Als er zo bij tijd en wijle een
stel muzikanten in het dorp kwam, vroegen deze aan de eerste de beste jon
gen of de veearts thuis was. Daar dit overdag bijna altijd het geval was, gin
gen de muzikanten naar zijn huis en begonnen te blazen, waarna De Plaa in de
deuropening verscheen. In tegenstelling tot de dorpsgenoten, die meestal niet
meer dan één cent over hadden voor zo'n muzikaal genoegen, gaf De Plaa al
tijd een kwartje.
Langzamerhand begon De Plaa steeds meer het vertrouwen van de bevolking
te winnen. Zijn naam als veearts kreeg in de wijde omgeving een steeds betere
klank, maar niet alleen als veearts. Ook kwamen de mensen met hun eigen
kwalen naar hem toe. Zelfs als de melk niet wilde boteren, riepen de boerin
nen zijn hulp in. Zijn algemene naam werd "Meester".
Zoals gezegd sliep hij meestal overdag. fsNachts ging hij de boer op om prac-
tijk te doen, en daarna ging hij studeren,. Zijn knecht en schoonzoon Willem
Sanderse bracht overdag boodschappen rond en verloste ook wel koeien.
Ieder, die om medicijnen kwam bij De Plaa, kreeg een borrel. Hij placht dan
te zeggen: "Stop de fles met medicijnen goed in de binnenzak en loop niet tegen
een paal". Of de knecht dan wat draaierig was door de borrel of dat hij onder
een bijgelovige invloed stond van deze merkwaardige man, zullen we in het
midden laten, maar in verreweg de meeste gevallen kwam de knecht na korte
tijd terug om te vertellen, dat de fles inderdaad gebroken was. De Plaa zei
dan: "Nu zal ik je de echte drank geven, want in de eerste fles zat toch maar
water, daar ik wist, dat je deze toch zou breken". Op dit verhaal zijn enige
variaties bekend:
a. de klant viel in de sloot en brak dan zo zijn fles;
b. soms wordt verteld, dat de klant wel 3 keer een fles brak.
(J.Vader, Neerlands Volksleven, febr. 1965)
Soms zei De Plaa tegen een klant: "Pas op, dat je bij dat bruggetje niet in de
20