dat dit de monnik is van de Westbeer. De vesting Vlissingen werd eeuwenlang aan de landzijde omgeven door wallen en vesten en aan de zeezijde door de zeemuur, Natuurlijk rroest het waterpeil in de vesten grachten) onafhankelijk zijn van de zee met haar hoog en laag water. De grachten werden van de zee gescheiden door een stenen beer "een dijk met gladde schuine zijkanten, die elkaar boven in een scherpe rand van natuursteen ontmoeten, de Ezelsrug". Deze beer verbond de zeemuur met de zeedijk van het eiland. In tijden van gevaar kon men de bruggen over de grachten ophalen, maar acro batische aanvallers zouden toch nog op sokken of blote voeten via deze beer de vesting kunnen binnendringen. Om dit te voorkomen was er midden op de ezels rug een torentje gebouwd, de "Monnik". Het was bijna niet mogelijk om daar omheen te komen zonder van de beer in het water te glijden. Nadat Vlissingen in 1809 na zware beschietingen door de Engelsen, die op weg waren naar Antwerpen, op de Fransen was veroverd, begreep Napoleon de strategische betekenis van de vesting en probeerde Vlissingen na het vertrek van de Engelsen onneembaar te maken. Hij verzwaarde de wallen, verbeterde de bastions en gebruikte de beren als sortie. Door de beer liep een gang om- uitvallen te kunnen doen buiten de vesting, in de zijmuur waren schietgaten aan gebracht, zodat men de beer en de gracht met geweervuur kon bestrijken. De vesting Veere werd door Napoleon volgens hetzelfde plan gemoderniseerd, en daar kan men zo'n beer met sortie nog bezoeken en door de schietgaten naar buiten kijken. Tegelijkertijd bouwde Napoleon de kazematten onder het Keizers bolwerk, de bomvrije kazerne, maakte hij de uitgebrande gevangento ren bomvrij, en legde een gordel van forten rond de vesting. Zo onstond de le gende dat er onder de hele boulevard een onderaardse gang zou lopen van de kazematten tot aan fort de Nolle. Bejaarde Vlissingers vertellen nu nog dat zij als jongen door de schietgaten van de Westbeer in deze gangen kropen en bij een kaarsje daar krabbetjes en kreukels gingen koken, die ze op de glooiing hadden gezocht. Er stond meestal een laagje water in de gangen en daar tikten de drup pels in uit de druipsteenkegels, holle kalkpijpjes, waardoor het grondwater uit het kalkmortel van het tongewelf sijpelde. Zo onstond de naam "Salpetergange- tje" voor één van deze gangen. Allemaal legende totdat het gemeentebestuur in september 1939 besloot deze gangen weer op te graven om als schuilkelder in te richten. De eerste graaf- partijen waren slecht gericht omdat men de nauwkeurige ligging van de gangen niet kende, maar eindelijk had men "beet" en hakte men een gat in het plafond (waar het metselwerk juist het dikste was). Later maakte men een tweede toe gang naast een andere gang met een lange betonnen trap omlaag. De toestand was precies eender als de oude Vlissingers beschreven hadden, al leen was het maar een zeer beperkt gangen-stelsel. De ingang was binnen de vesting, aan de Paardenmarkt, in de kelder van familie de Kat; vandaar ging de gang dwars door de stadswal, waarna deze binnenlangs de muren van het bastion liep en met twee haakse bochten naar rechts door de beer naar de uit gang buiten de gracht ging, met schietgaten in de richting van de gracht. Linksaf ging nog een doodlopende mijngang een meter of 80 onder de Plattendijk (Boul. Bankert) langzaam omlaag, richting tegenwoordige zeevaartschool; deze diende om tijdens een beleg deze dijk te kunnen opblazen. Tijdens het beleg in 1809 hadden de Fransen waanzinnige pogingen gedaan de Plattendijk te doorgra ven en zo de zee toegang te geven tot de vesten en het eiland te inunderen. In de oorlog 1940-1945 werd een gigantische Duitse bunker op de Westbeer ge bouwd. De Duitsers hebben nog plannen gehad de gangen waterdicht te maken en op te nemen in hun verdedigingsstelsel. Ondanks hun dreigementen heeft men ze toch kunnen overtuigen van de onmogelijkheid daarvan. Toen ik na de oorlog de gangen weer voor het eerst bezocht, grijnsde het afge- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1975 | | pagina 11