Jan Vader overleden.
schoten hoofd van Frans Naerebout van één van de traptreden. Ik heb het bijna
meegenomen als souvenier. Later zijn de toegangen weer gedempt en kon de
legende weer een nieuw leven beginnen.
Hoe kwam deze gang zo diep onder de grond te liggen Toen men de spuikom
ging aanleggen gebruikte men daarvoor een deel van de buiten- en binnen
gracht; men maakte daar een hoge dijk omheen, de Kommedijk (Verlengde
Glacis straat). Via deze Kommedijk kon men nu vanuit de stad op de Plattendijk
komen en daar beginnen met de aanleg van Boulevard Bankert. Er bleef een
driehoekig stuk van de vest over, een diepe put (zie foto): het "blinde vestje".
Om ook een verbinding te hebben met Boulevard de Ruyter legde men een dijk
je aan dwars door het blinde vestje met aan beide kanten geel geverfde houten
hekken.
In de binnenste put werd het verdiepte plantsoentje rond het standbeeld van
Naerebout aangelegd, zodat het hek kon verdwijnen. Het buitenste driehoekje
bleef "wild" begroeid met zee-alsem waarvan de pittige lucht nog in m'n mond
komt als ik mij herinner hoe wij daar kapoentjes (lieveheersbeestjes) gingen
vangen, die er !s zomers veel voorkwamen.
Door over dit gele hek te springen en van de beer af te "slieren", kwam je
door een zeer nauwe doorgang tussen de beer en het vestingspaalhoofd op het
kleine Zandje. Hele generaties Slierders hadden een diepe geul in het harde
steen van de Beer achtergelaten.
Na het slopen van de bunker en de aanleg van de nieuwe glooiing is de boule
vard daar zo gladgestreken dat er nog maar een klein stukje van de Westbeer
met de Monnik zichtbaar is gebleven, als historisch herkenningspunt, zwaar
gerestaureerd met een nieuwe hoed, omdat de oude er bij de gevechten in 1944
werd afgeschoten.
Bij het landingsterrein aan de commandoweg kan men in de zeewering nog de
Oostbeer herkennen, nog geheel intact, alleen de Monnik is verdwenen, maar
de plaats nog goed in het metselwerk te herkennen.
Bij de Oostbeer bij het Casants-bolwerk was dezelfde constructie toegepast.
De ingang was in een traverse in de stadswal. De gang liep binnenlangs de
zeemuur met een venster aan de zeezijde, door de beer en eindigde in een
ronde stenen toren, van schietgaten voorzien, aan de overzijde van de binnen
gracht.
A. H. van Dijk
Vlis singen.
Vrijwel zonder ziekte en pijn, zoals hij gehoopt had, is mijn oude vriend
Jan Vader op zondag 20 maart ingegaan tot de eeuwige rust. Op 1 maart was
hij een en negentig geworden. Zijn lichaamskrachten waren verbruikt, hij
klaagde al lang over moeheid, die hem het schrijven moeilijk maakte. Hij was
bereid te sterven.
Van geen ander medewerker is in de laatste jaren zoveel in ons tijdschrift op
genomen als van deze Zeeuw. Door zijn intensieve medewerking zijn drie af
leveringen aan Walcheren gewijd: Tuin van Zeeland (jg. 13, 1962/1963), Ver
wonderlijk land(jg. 14, 1964) en Walchers Kammenetwerk (jg. 15, 1965).
Hij was dankbaar voor de gastvrijheid die Dr. de Haan hem telkens bood, en
wij waren dankbaar voor zijn bijdragen, omdat ze altijd lezenswaard waren.
8