c) Herverkaveling Het is duidelijk dat de ruïneuze toestand waarin Walcheren
na het droogvallen in 1945 verkeerde met harde hand moest worden aange
pakt. De voortschrijdende mechanisatie in de landbouw droeg er sterk toe
bij dat herverkaveling plaatsvond. Hierbij ontstonden grote kavels met rech
te zijden, waardoor veel broedgelegenheid voor patrijs, fazant en wilde eens
die graag in de ruige slootkanten nestelen, verdween. Boomweiden komen
op geheel Walcheren thans niet meer voor; de bepalnting beperkt zich op
het platteland vrijwel uitsluitend tot rond de boerenhoeven, langs de binnen
wegen en diverse uiteindelijk voor recreatieve doeleinden bestemde gebieden.
De bunkers in de duinstreek boden tot ca. 1962 een enorme broedgelegen
heid aan holenduiven, zwaluwen, ringmussen en steenuilen; met het oprui
men van deze landschap-ontsierende obstakels verdween echter ook veel
broedgelegenheid voor deze soorten. Hier ook weer iets opvallends dus
afnemende broedgelegenheid door het weer verwijderen van door de mens
gebouwde objecten. De bunkers boden door de vele holten (kokers, pijpen)
en de nodige hoeken en gaten veel broedgelegenheid.
T oekomstbeeld
Gezien de opkomst en de ontsluiting van Zeeland als recreatie- en industriali-
satiegebied is er weinig reden de toekomst voor de vogelwereld met optimisme
tegemoet te zien. Met zekerheid is te stellen, dat de recreatieve plannen (o. a.
de strook langs de duinstreek Vlissingen tot Zoutelande, de overreereatie langs
het Veer se Meer) en de industriële ontwikkelingen in het haven- en industriege
bied Vlissingen-Oost hun invloed zullen doen gelden op het voorkomen van de
verschillende soorten vogels. De recreatieve druk op tal van gebieden neemt
sterk toe, de verstoring in die gebieden is er recht evenredig mee. De veront
reinigende invloeden van fabriekslozingen op lucht, water en bodem zijn onge
twijfeld eveneens van invloed op de vogelstand. Voor zover echter geen plotse
linge massale sterfte optreedt, zal de invloed slechts op de lange duur merk
baar zijn. Uit onderzoekingen is echter gebleken, dat die invloed er zeker is
(denk b. v. aan kwikhoudende visjes die genuttigd worden door b. v. meeuwen
en sterns).
Lands chaps typen
SLIKKEN. De enige smalle strook slib die bij eb nog droog komt, is gelegen
tussen de Schoone Waardin en Vlissingen-Oost. Hier dordt door een groot deel
der waadvogels van Walcheren gefourageerd. Voor de afsluiting van het Veerse
Gat in april 1961 viel ook langs het Veerse Gat bij eb een dergelijke strook
droog.
SCHORREN Deze worden alleen nog gevonden iets ten oosten van Fort Ram-
mekens. Het laat zich evenwel aanzien dat deze door de voortschrijdende in
dustrialisatie volkomen zullen verdwijnen. Voor de afsluiting van het Veerse
Gat in april 1961 bestond er ook bij Veere een smalle strook schorren, die mo
menteel geheel verdwenen is.
STRANDEN. Bij eb vallen zandstranden droog van Vlissingen tot Westkapelle
en van Westkapelle tot Vrouwenpolder. Voorts een strandje bij Fort Ramme-
kens. Deze stranden zijn ornithologisch van weinig betekenis en zeer zeker
niet tijdens het broedseizoen: door de recreatie wordt dan weinig broedgelegen
heid overgelaten. (Tien jaar geleden echter broedden op het uitgebreide strand
van Oranjezon nog ettelijke paren visdieven en dwergsterns).
DUINEN. Van Vlissingen tot Westkapelle is slechts sprake van één enkele dui
nenrij, die plaatselijk (bij Valkenisse) wat breder is en hier en daar is ontstaan
door overstuiving van zand op dijken (Nolledijk, Vlissingen). Tussen Westkapel-