dere van de arme "begijntjes", ook na de overgang in 1574 van de stad onder het gouvernement van de Prins van Oranje, daarin nog enige tijd mogen blijven wonen. In 1578 kwam daaraan dan toch een einde en werden de huisjes ter bewoning aan andere behoeftigen gegevenc Daartoe behoorde ook de weduwe van Gelein d'Hoorne, de eerste hervormde predikant van Middelburg, die door Alva ter dood was veroordeeld, maar met vele ge loof sgenoten, nog voor de komst van Alva in 1567, naar Norwich in Enge land uitweek, doch onmiddellijk na de overgang van de stad, in maart 1574 naar zijn gemeente te Middelburg terugkeerde. Een jaar later over leed hij. Zijn weduwe woonde aanvankelijk in de Noordstraat. Enkele jaren daarna, in 1587, werden de Bagijnenkerk en pastorie afgebro ken. Men begon toen rr et de uitbreiding van de stad, die nodig werd om de uitgewekenen uit de Zuidelijke Nederlanden, na de val van Antwerpen in 1585, aan woon- en pakhuisruimte te helpen. Daartoe werden allereerst de binnen de oude stadsmuren beschikbare open plaatsen bebouwd, zoals de Bogardstraat, St. Pieterstraat, het Bagijnhof, bij de Balans, de Latijn- seschoolstraat, op de Bleek en langs de nieuwe binnenhaven (de kaden, de Kuiperspoort en de Dwarskaai). In 1605 - we zijn dan in de gevestigde reformatorische tijd beland - wordt besloten het Bagijnhof "te bekwamen tot een ordinaire begraafplaats". In 1735 kwam in het gebruik daarvan wéér een radikale verandering en besloot men het terrein opnieuw te bebouwen. De zeer zeldzame antieke "Cronyk verkort" van Middelburg geeft een plattegrond der "Baginagie of oud-Bagijnhof te Middelburg, naar de toe stand van 1778". Helaas kan deze plattegrond nog niet in "De Wete" ter illustratie van dit verhaal worden vertoond. Daaruit zou blijken dat het nieuwe bouwterrein slechts 360 roeden groot was en in niet minder dan tien heel smalle straatjes voor heel kleine, in rijen geplaatste, huisjes werd verkaveld. Het bouwterrein besloeg slechts een ruimte tussen de Koningstraat en de Bree. Een echt hofje. Het terrein aan de andere zijde van de nieuwe Bree, werd ook, maar door particulieren, met heel wat grotere huizen bebouwd. Op de hoek van de Zuidsingel en de Bree, werd de Lutherse Kerk en het Lutherse weeshuis gebouwd (1742) en aanslui tend op het terrein daarvoor werd in november 1737 begonnen met de bouw van vijf huizen, die thans nog aan de Bree aanwezig zijn en allen, in de gootlijst, het jaartal 1737 vertonen. Vooraf werd op 14 januari 1736 door het stadsbestuur nog aangekocht "de erven van Kappeijne voor 6, 334 Vlaams, en van Jan van den Berge voor 66, 13, 4 Vlaams". Zeer waarschijnlijk zijn dit de terreinen waarop de verdere bebouwing van de Bree aan de overzijde van het z. g. Nieuw Bagijnhof tot stand kwam. De namen van drie gegadigden om particulier op het terrein van het Ba gijnhof een huis te bouwen zijn bekend, t. w. Z. Coster, Pieter de Bruijn en Delbeek. Interessant is het nog te vermelden dat het Nieuwe Bagijnhof (van 1735) ook "Cleen Middelburg" werd genoemd. De smalle straatjes kregen de namen: Ramstraat, Pompstraat, Bakkerstraat, Rozemarijnstraat, Pluim- straat, Wingerdstraat, Lange Delft en Korte Delft. De huidige Pluimstraat en Rozemarijnstraat getuigen nog van de stichting van het Bagijnhof van 1735. In 1924 werd wat van dat hof nog overgebleven was gesloopt en opnieuw door de Algemene Woningbouwvereniging, zoals we die bebouwing nu nog herkennen, hoewel daaraan onlangs nog omvang rijke vernieuwingen en ontsluitingen zijn aangebracht. De thans nieuw aan wezige Ramstraat en Pompstraat zijn door de ontsluiting ontstaat en het is duidelijk dat bij de naamgeving daarvan, tot mijn genoegen, teruggegrepen is op de oude straatnamen uit 1735. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 16