De Engelse graven te Koudekerke De excursie van onze Heemkundige Kring Walcheren op zaterdag 30 au gustus naar Koudekerke bracht ons ook bij de "engelse graven" op het Kerkplein. Explicateur Roose kon niet met zekerheid zeggen, of hier werkelijk sol daten van het Engelse invasieleger van 1809 begraven lagen, die zouden gestorven zijn aan de Zeeuwse koorts. Als andere mogelijkheid werd geopperd, dat het schipbreukelingen zijn geweest. Het jaartal 1812 gaf mede grond aan deze gedachte. Ook -naar ik zelf meen- het feit, dat 'n serie zélfde achternamen op één grafsteen gebeiteld stonden. Het is n. 1. niet wel denkbaar, dat zoveel soldaten met dezèlfde naam in hetzèlfde invasieleger, misschien wel in hetzèlfde re giment, gediend zouden hebben en dan op dezèlfde plaats in hetzèlfde jaar aan dezèlfde ziekte zouden zijn gestorven. Vanwege de tijd wilde ik niet nog meer misbruik maken van de geboden gelegenheid tot discussie, toen we in het Gemeentehuis gezeten waren. Anders had ik toestemming gevraagd in 't kort te mogen vertellen, wat ik over !n zelfde aangelegenheid in Biggekerke wist. Uit dat vertelsel zou kunnen blijken, dat behalve het begraven van schipbreukelingen ook dat van Engelse soldaten wel degelijk heeft plaatsgevonden. Het verhaal luidt als volgt: Een oom van mij - Willem Corbijn, die mij de gegevens indertijd verschafte en getrouwd is geweest met mijn tante Dina van der Heijden (van foto 39 uit "Koudekerke in oude ansichten") was timmerman-aannemer in Biggekerke en woonde bijna naast de smid se van Cor Alewijnse (foto 1 van Valkenisse in oude ansichten). Hij kreeg eens de opdracht de consistorie van de kerk te vergroten of te restaure ren. Daarbij moest gegraven worden. Bij dat graafwerk zakte plotseling een der arbeiders weg in een groot gat. Toen hij er met moeite was uit gehaald, wilde hij van schrik niet verder werken. Bij nader onderzoek bleken er geraamten in te liggen. Aan de schoolmeester werd gevraagd, of hij er een verklaring voor had. Deze meende dat het wel eens een massagraf kon zijn van vooral ouderen, die aan een epidemische ziekte waren overleden (zoals b. v. in 1918 in ons land door de Spaanse griep). Maar mijn oom had zo z'n twijfelingen en nauwkeuriger onderzoek ont dekte de kiene man enkele verrassende bizonderheden. Hij ging weer naar de meester toe en vroeg hem: "Heb je wel eens zoveel ouwe mensen ge zien met !n gaaf gebit? Nee meester, 't zijn allemaal jongeren geweest hoogstens van middelbare leeftijd. Ze zijn ook niet in kisten begraven, want dan zou 'n ruimte van twee wanden tussen de geraamten te zien moeten zijn. Bovendien - blijkbaar om plaats te besparen - liggen ze niet gelijk gericht, maar om en om". De meester ging nog eens snuffelen in de archieven en gaf toen als zijn mening te kennen, dat 't een massagraf van Engelse soldaten uit 1809 moest zijn. Doordat zij niet gesneuveld zijn, maar wegens de Zeeuwse koortsen op bed of stro gelegen hadden, werden geen wapenen of unifor men gevonden, hoewel deze laatste (maar dan mogelijk zonder de knopen enz. wel verteerd konden zijn. Er waren ook geen grafstenen, 'n Leger in oorlog kan daar natuurlijk niet voor zorgen. En de familie - gesteld, dat zij de plaats geweten heeft- heeft dat kennelijk later ook niet gedaan. In onze moderne tijd is dat gedeeltelijk nog zo. Bij de verovering van Nij megen in 1944 sneuvelden vele Duitse soldaten, die zomaar in de voor tuinen der huizen begraven werden. ®n Paaltje met 'n dwarshout in de vorm van een kruis en daarop de helm van de gesneuvelde, was tijdens de gevechten of kort daarna de enige mogelijkheid. Een verschil met vroeger is wel, dat de 'nazorg1 nu beter geregeld is. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 7