In het vroege voorjaar van 1965 werd hij ernstig ziek. Nog slechts luttele maanden zou hij nodig hebben om zijn werk gereed te hebben voor het ate lier, maar Pieter A.H. Hofman, de onvermoeibare, had zijn krachten op gebruikt. Hij verzekerde zijn opdrachtgevers dat hij zijn medewerker vol doende aanwijzingen had gegeven om het werk te beëindigen. Op 10 juli 1965 stierf hij na een rijk en vruchtbaar leven. Natuurlijk veroorzaakte de ziekte en de dood van Hofman opnieuw vertraging. In overleg met het comité besloot dhr. Hupkes dat de onthulling van het "de Ruyter-raam" zou geschieden ter gelegenheid van de tewaterlating van H. M. fregat "Evertsen". Op enkele dagen na, negen jaar nadat Pieter A.H. Hofman op de eerste ver gadering van het werkcomité zijn voorontwerp had getoond, kon de staatsse cretaris van Defensie A. van Es op 18 juni 1966 het gebrandschilderde raam onthullen. Het Raam. Het ca. 32m2 gebrandschilderde raam bestaat uit een hoog opgebouwde raamvoet, een groot middengedeelte en een kop. De raamvoet bevat het wa pen van de Ruyter en dat van Vlissingen en Zeeland en verder de tekst: 1607-1676 "Michiel Adriaanszn de Ruyter Luitenant Admiraal Generaal van Holland en Westvriesland" "Bereid totter doodt toe, Eer en Eedt te betragchten" In de compositie zijn ter linker en rechter zijde een groep biddend zeevolk opgenomen, terwijl boven de tekst de voet wordt afgesloten door een figuren- compositie met de Ruyter en zijn onderbevelhebbers. Deze compositie be slaat bijna de gehele breedte van het raam. Zij verbeeldt Brandt*s verslag van de avond voor de Slag bij Kijkduin toen de Prins in Scheveningen aan boord van de Zeven Provinciën was gekomen om de krijgsraad te preside ren. Daarna kwam Z.H. en de krijgsraad op het halfverdek en de Ruyter sprak de mannen toe. "Mannen, !t schynt dat men noch eens zal moeten slaan en dat de vyanden niet zullen rusten voor dat wy noch een derde kans met hun zullen hebben gewaaght. Ook kan ik niet twyfelen, of gy, die my nu tweemaal getrouwelyk hebt bygestaan, zult nu ook de derde maal toonen dat gy mannen zyt, die ge negen zyn voor 't lieve vaderlandt, d*oude vryheit, voor zyn Hooghyt, en voor vrouwen en kinderen, tegens alle vyanden, nevens my te stryden. Zyt gy niet alle in 't gemeen, en elk in ft byzonder, !t hooft voor hooft, ge- zint uw eer en eedt, als eerlyke luiden, tot'er dood toe te betrachten: te meer, om dat zyn Hoogheit, die hier nevens my staat, de blooden zal doen straffen, en degeenen, die zich wel graagen eerlyk beloonen?" De compositie van het middengedeelte verwerkt twee groepen van ieder drie verbeeldingen. In de eerste groep wordt de Ruyter in drie taferelen als vlootvoogd verbeeld, terwijl de mens de Ruyter in de andere groep in drie verbeeldingen wordt gesymboliseerd. De samenhang tussen beide groepen wordt in de raamcompositie tot uiting gebracht door de twee groepen van verbeeldingen afwisselend te plaatsen. De taferelen als vlootvoogd schilderen de Ruyter als verdediger van de be dreigde vrijheid. De bedreiging gold de natie, het geloof en de zee. Bijbelse verbeeldingen symboliseren de mens de Ruyter, die als hij op zee verslag uitbracht van zijn verrichtingen, zweeg over eigen prestaties en God de eer gaf. M,t Is God alleen, die ons buiten ft gezicht van onze vyanden ge- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 17