LAAT HET DE WETE WETEN potje, alles van zwaar zilver; voor ons elk een bord. "Het zal je smaken", zei hij na een kort, stil gebed. Dat deed het zeker, ofschoon het mij ongewoon was, de aardappels één voor één uit den schotel te moeten pikken, in de boter te dompelen en op mijn bord in stukken te breken voor ik ze in den mond stak. Onder het eten, waarbij een glas wijn gebruikt werd, maakten korte uitdrukkingen van het edelachtbare paar tel kens kleine pauzen in het aardappelpikken, indompelen en inslikken. Nadat ik mij aan de geboterde aardappelen zoo goed als verzadigd had, volg de een even groote schaal met keurige aalbessen en kwam daarbij op tafel een zilveren suikerpot, ouderwetsch, groot, doch daarbij zoo zwaar als drie suikerpotten, zooals thans in de fabriek van Van Kempen onder Voor schoten vervaardigd en te Leiden bij den zilversmid op den hoek van de Haarlemmerstraat en Donkersteeg worden geëtaleerd. In Domburg mas sief, eenvoudig; in Leiden klaterzilver en bluf Toen ik zei, dat ik in Holland zelden zulk zwaar zilver gezien had, zei de burgemeester glimlachend: "Van bluf houden we hier niet. Daar heb je b. v. een notaris, die hier uit Leiden komen zal; die laat me daar zijn boven- en onderdeur uit twee stukken wegnemen, en er komt voor in de plaats een deur zonder klink, maar met een dag- en een nachtslot en nog meer een bel! Men mag zoo maar niet naar binnen loopen, maar wachten tot open gedaan wordt! De notaris heeft gestudeerd en hij zal ons mores leeren! 't Is een nieuwigheid. Wel bekome het hem! Wij hebben al te lang bij elkaar kunnen binnengaan. Heidaar is, dunkt me, mooi genoeg!" Uit het meegedeelde kunt ge gemakkelijk opmaken, hoe eenvoudig het nog gesteld was in den jare 185. Zou het er nu werkelijk beter en welvaren der geworden zijn, of zou de blufplant daar ook beginnen te tieren? De ooievaar als voormalige broedvogel in Zeeland Voor het septembernummer 1975 van "De Wete", schreef ik een artikeltje "De vogels van Walcheren". Daarin gaf ik ook een opsomming van de "voormalige broedvogels"In die opsomming nu ontbrak de Ooievaar, een soort die wel regelmatig tijdens de (vooral najaars-) trek wordt gezien, maar waarvan ik in de literatuur nooit gegevens heb aangetroffen waaruit bleek dat de soort op Walcheren gebroed zou hebben. Wèl op Zuid-Beve land, zoals blijkt uit het verslag "De stand van den Ooievaar in Nederland in 1929" (van FrHaverschmidt, zie Ardea 18, p. 109); Ik laat hier de Zee land betreffende passage volgen: "Ook in Zeeland behoort de Ooievaar als broedvogel tot het verleden en blijkbaar al sinds vele jaren. De uitgebreide berichten der Koninklijke Marechaussee laten geen twijfel over of er bevindt zich in deze provincie inderdaad geen enkel Ooievaarsnest meer. In vroeger jaren waren er in het Oostelijke deel van Zuid-Beveland enige nesten. Dr. J.G.de Man uit Yerseke had de vriendelijkheid mij hieromtrent te berichten dat er in Kruiningen op een schuur een Ooievaarsnest geweest was, dat in 1891 bewoond werd. Het bedoelde nest is nu echter al sinds lange jaren ver dwenen. Ook is er lang geleden een nest geweest in Tekenburg in de ge meente Kapelle, doch ook deze broedplaats bestaat sinds lang niet meer". Ook in de Avifauna van oostelijk Zeeuws Vlaanderen (Zeelandreeks 2, 1975, G. MP. Sponselee M.A.Buise) worden enkele onbevestigde broed- gevallen vermeld: 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 21