"Algemeen wordt aangenomen dat deze soort sedert 125 jaar niet meer als broedvogel in de provincie Zeeland voorkomt. Uit onderstaande gegevens zou echter kunnen blijken, dat een broedgeval in ons gewest in de landelij ke literatuur onvermeld is gebleven. Nadere informatie hierover zou ge wenst zijn. Er zijn 2 onbevestigde gegevens over broedgevallen. Tot ca. 1880 zou 1 paar gebroed hebben op een boerderij (Hoeve Dees) aan de Axelsestraat te Zaamslag (Med. C. v. Hoeve). Rond de jaren 1930-1935 zou een paar gebroed hebben in de omgeving van Kloosterzande (Med. P. Buise)". De Avifauna van Zuid-Beveland (Ardea 36, p. 1 e. v. 1948, D.A. Vleugel, J.A.M. Warren G. F. Wilmink) vermeldt geen broedgevallen. De Avifau na van West Zeeuws Vlaanderen (1967, A.M. Gauwels, H. Enkelaar, M. Koopman en G. Prang) geeft de volgende vermelding: "Voormalige broedvogel, laatst bekende broedgeval in 1908 bij Aardenburg". Bronvermelding ontbreekt echter. Tot zover de gegevens die ik uit literatuur heb kunnen achterhalen. Op mijn artikeltje in "De Wete" ontving ik een aardige reactie van de heer J.Roose uit Koudekerke. Uit zijn brief citeer ik het volgende: "Onder de voormalige broedvogels van Walcheren mag ook de Ooievaar ge rekend worden. Ik heb aan oude mensen nogal eens daarnaar gevraagd, en ziehier wat ik hoorde. De eerste verklaring is van mijn vrouws grootvader, Cornelis van Noppen, timmermansbaas, die in 1968 op 80-jarige leeftijd overleed. Diens groot moeder van moederszijde, Martina Kodde, kwam van de hofstede "Noord beek" tussen Souburg en Koudekerke. Deze hoeve is er nog, er boert nog een Kodde op. Menigmaal heeft opa Kees mij verteld, hoe zijn grootmoeder het tegen hem had over de Ooievaars op de schuur van Noordbeek. Ze kwa men ieder jaar terug. "En het wonderlijke was", zei ze dan, "het ene jaar vlogen de jongen uit, en het andere jaar werden ze uit het nest gegooid". Het andere verhaal heb ik van Bart Brasser, rustend landbouwer, thans 8 5 jaar. Deze vroeg mij eens "Weet jij waar de laatste Ooievaar van Kou dekerke gebroed heeft?" "Wellicht op Noordbeek of Ter Hooge", ant woordde ik (het zal bekend zijn dat op een 18e-eeuwse gravure van slot Ter Hooge een Ooievaar is afgebeeld). Maar: "neen", zei hij, "de laatste Ooievaars hebben gebroed op de schuur van Simon de Pagter". Deze schuur, wellicht de hoogste met riet gedekte schuur van Walcheren staat nog ten oosten van het dorp. Als men van Vlissingen komt recht vooruit. Ook dit moet meer dan honderd jaar geleden zijn. Bart heeft het zelf niet meer gezien. Bovendien vertelde hij er nog het volgende bij: Op een dag lag de "Reêste" te drogen op de bleek (de Reêste is de dubbele rij knopen die een boer honderd jaar geleden nog op zijn vest droeg). Toen nu de boerin ging kijken of alles droog was, miste zij de Reêste. De consterna tie was groot. Maar later is deze blinkende band teruggevonden in het Ooievaarsnest. Ze zijn dus net als Eksters. De betrouwbaarheid van de zegslieden en de typische details maken het voor mij zeker, dat de Ooievaar hier vroeger broedvogel "was". Tot zover de heer Roose. Wel, één ding staat wel vast: de Ooievaar was in vroeger tijd broedvogel in onze provincie. Uit literatuuronderzoek is mij al meer gebleken (bij de samenstelling van de Avifauna van Walcheren (Wetenschappelijke Mededelingen KNNV no. 82, B.J.Smulders A.Joosse)) dat er weinig van het Zeeuwse vogelverleden bekend is. Dat heeft verschil lende oorzaken. Zo was Zeeland lange tijd natuurlijk een moeilijk te be reiken gebied. Bovendien moeten we niet vergeten dat de "ornithologie" in Nederland zo'n kleine eeuw geleden vrijwel uitsluitend door 'notabelen' 16

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1976 | | pagina 22