Een verantwoording om de voormalige Vissershaven in Vlissingen, vroeger
Nieuwe- of Engelse Haven geheten, niet te dempen vond ik op zoek naar de
identiteit van de stad.
Uit de geraadpleegde bronnen, die aan het slot van het artikel worden vermeld
ontstond deze historische schets, die ik "Vlissingen, de geschiedenis van een
haven" noemde. c. T
Sj. J.
Vlissingen, de geschiedenis van een haven
In de loop van november van het jaar 1545 ontving Z. M. Keizer Karei V van
de Heer van Vlissingen het verzoek de stad met 300 gemeten grond te mogen
uitbreiden. De uitbreiding lag voornamelijk ten z. o. van de stad en zou door
aankopen van de heerlijkheid West-Souburg geschieden.
Hoewel het verzoek, gezien de toenemende ontwikkeling van Vlissingen billijk
leek, besloot de keizer het naast zich neer te leggen.
Waarom? Niets doen kan soms de hoogste vorm van staatsmanschap zijn; mis
schien ook had hij belangrijker zaken te behartigen in het rijk, waar de zon
nooit onder ging, dan de belangen van een eenvoudig vissersplaatsje.
We hebben echter reden om aan te nemen dat het vooral de slagvaardigheid
van de machtige koopmansstad Middelburg was, die de Keizer deed besluiten
om niets te doen.
Nauwelijks was het verzoek bekend geworden of Gedeputeerden van Middelburg
trachtten aan het keizerlijke hof begrip te vinden voor de belangen van Middel
burg die door de Vlissingse plannen geschaad dreigden te worden. Zij hadden
volmacht om vrienden aan het hof zonodig met geschenken te overtuigen.
Misschien nog niet geheel gerust op de invloed die deze vrienden op de keizer
zouden kunnen uitoefenen, besloten zij eveneens Z. M. de Keizer persoonlijk
te benaderen. Veertien dagen later n. 1. reisde een Middelburgse deputatie
naar Utrecht om de keizer te overtuigen van de onmogelijkheid van het verzoek
van de Vlissingers. Zij troffen de keizer echter niet in Utrecht en hun werd
meegedeeld dat Zijne Majesteit in !s Hertogenbosch met jicht het bed moest
houden. Vermoedelijk zijn de berichten die zij in Utrecht over de zaak ontvingen
geruststellend geweest, want het octrooi dat de Vlissingers toestemming zou
geven om hun stad uit te breiden, bleef uit.
Na drie jaar vinden de Vlissingers dat zij lang genoeg hebben gewacht en her
halen hun verzoek met nog meer klem.
Hun havens liggen overvol, niet alleen omdat het aantal buizen en schuiten van
de stad zelf is toegenomen, maar vooral ook door vissersschepen uit Domburg,
Westkapelle en Zoutelande, die zelf geen haven hebben. Ook wil men zestig
woningen voor de vissers bouwen tussen de poort van Altena en het Blauwpoort-
je, bovendien beoogt men de rosse buurt in de omgeving van de haven aan de
Nieuwendijk, op te ruimen.
De keizer moet wel onder de indruk zijn gekomen van het goede stedelijke be
stuur
Helaas, nog maar nauwelijks moet hij kennis hebben kunnen nemen van het
herhaalde verzoek van de Heer van Beveren, Heer van Vlissingen, of Z. M.
de Keizer ontving een breedvoerig memorandum van Middelburg met grieven
over de wandaden der Vlissingers en hun boze bedoelingen, "die niet enkel
Middelburg zal schaden, maar ook Walcheren, ja geheel Zeeland, waardoor
Z. M. veel inkomsten zal moeten derven".
Men mag nauwelijks van de keizer verwachten dat Z. M. op de hoogte is van
elke situatie in het Rijk, laat staan met betrekking tot zo'n onaanzienlijk vis
sersplaatsje als Vlissingen. Welnu, "Veere en Vlissingen (die beide behoren
aan de Heer van Bourgondië) zijn gelegen op de weg naar Middelburg en zij