EEKHOORNS IN OOSTKAPELLE De heer K.LOUS (78) te 's-Gravenhage schrijft ons n.a.v. het artikeltje 'Leven er eekhoorns in de bossen van Oostkapelle?: 'Ja en neen, hr. van Leeuwen en Floor Dekker, maar ze zijn er wel geweest. En W. Bommeljé heeft het 't meest bij het rechte eind. Dat de boswachter M.Meijer van Hoogduin (opvolger van mijn vader) er weinig van weet, laat zich begrijpen. In 1927 zullen de laatste ongeveer zijn uitge storven. Men moet bij bepaalde dieren ook de nodige interesse tonen: de eekhoorn is zeer schuw, maakt leen lawaai, heeft o.m. bij mens en dier veel vijanden en verschuilt zich graag in bomen. Dat het diertje niet aarden kan in de zilte zeelucht kan ik niet aannemen. In de bomen achter de duinen van Noord en Zuid-Holland komt de eekhoorn regelmatig voor. Wel niet in overmatige massa's, maar het is daar niet moeilijk om ze geregeld aan het werk te zien. Hoe ze op Walcheren - dat oorspronkelijk geïsoleerd was - zijn gekomen, kan ik nog wel vertellen. Alle jachtopzieners van het eiland in het begin van de 20e eeuw wisten dit ook wel (ook misschien wel via hun vakblad van de Ned. Ver. van Jachtopzieners). Maar deze mensen zijn nu alle overleden. Zelf heb ik mijn jeugdjaren 1900-1921 in Hoogduin doorgebracht. De eigenaar van de buitenplaats VREDERUST te Serooskerke bezat een grote volière. In een gedeelte daarvan leefden ook eekhoorns. Vele daarvan zijn 1910 in een nacht (opzet?) uitgebroken en ze verspreidden zich vrij snel in de bossen van Noord Walcheren (intuïtie?). Daar ze aanvankelijk met rust werden gelaten, vermenigvuldigden ze zich snel. Talloze malen bespiedden deze schichtige diertjes met hun pluimoortjes ons van achter de bomen, 's Zomers waren ze in het dichte bladergroen bijna niet te zien en 's winters - ze leven inderdaad graag in vrij hoge bomen - zag je ze praktisch niet. Ze houden wel geen winterslaap, maar maken wel een 'winterpauze' door. Enige malen hebben we dan ook, verstopt tussen uitstekende boom wortels, hun reserve-voorraad aangetroffen (eikels, kleine kastanjes, beukenootjes, pinda's). Want bij de goudviskom in Berkenbos, maar eigenlijk in de hele Manteling waren ze vrij gemakkelijk te zien: 4 bankjes en soms pinda's etende mensen. Dan kwamen, als de mensen weg waren, de eekhoorns kijken of er nog wat van hun gading was overgebleven. Het schijnt dat de diertjes ook wel 'gevoelig' waren voor de eieren van kleine zangvogeltjes. Zo kregen dus de jachtopzieners van hun jachtheren de 'stille' wenk om de eekhoorns maar af te schieten, als ze er de kans toe zagen. De weinig overblijvende exemplaren werden steeds schuwer en zo schijnen deze dieren 1927 geheel uitgestorven te zijn'. Een leuke en een aannemelijk bewijsvoerende reactie van een geregelde lezer van 'De Wete' door een vroegere bewoner van de bossen van Oostkapelle. J.L. van Leeuwen 16

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1978 | | pagina 18