WALCHEREN IN WOORD EN BEELD Deze keer is een pentekening van een pomp afgebeeld. Deze staat op het Stadhuisplein. Dit pleintje kunt u vinden achter het Middelburgse Stadhuis. Hoewel dit pleintje midden in het Middelburgse centrum gelegen is, is het hier meestal uitgesproken stil. Veel mensen die om de een of andere reden in het centrum moeten zijn, komen hier dagelijks voorbij zonder dat zij er ooit komen. Vroeger zal dit anders geweest zijn. In de tijd dat er geen waterleiding was, zullen veel mensen voor hun drinkwater e.d. aangewezen zijn op een van de vele stadspompen. Met andere woorden: dit moeten ware ontmoetingsplaatsen geweest zijn, waar het toenmalige leven in al zijn facetten aan voorbijtrok. De pomp die op de Monumentenlijst voorkomt is van de hand van J. de Munck. De heer Sijncke, gemeente-archivaris van Middelburg, was zo vriendelijk de volgende gegevens van deze - voor zijn tijd bekende - Middelburgse bouwmeester aan te dragen. Gegevens die hij ontleende aan 'Levensberichten van Zeeuwen' van Nagtglas, t.w.: 'MUNCK (Jan de) was een der zes zonen van Jan Jansz. de Munck, waarschijnlijk uit Graauw afkomstig, en Janneken Fransd. Eyens, eenvoudige lieden te Hulst, waar hij den 12 September 1687 geboren werd. Als knaap leerde hij timmeren en reeds vroeg trok hij naar het toen bloeiend Middelburg om zich verder in zijn beroep, of stijl, zooals men in die dagen zeide, te bekwamen. In 1715 kwam hij daar in het timmermansgilde en in 1730 werd hij proefmeester, welke betrekking hij tot zijn dood heeft vervuld. Bekend als kundig landmeter, werd hij in 1728 door den Raad van Vlaanderen en in het volgend jaar door Gecommitteerde raden tot examinator aangesteld en in November 1730 op eene jaarwedde van 500 gulden, tot architect der stad Middelburg benoemd. Tal van jaren heeft hij dat ambt bekleed en een aantal gebouwen werden door hem in die destijds zeer welvarende koopstad ontworpen en opgericht, zooals de Koepoort (1735); de Kraan (1742); de Luthersche kerk (1742) en de Ma nege (1753). Doorgaans geschiedde dit uit eene ruime beurs, zoodat De la Rue mededeelt, dat in die dagen de stadskas boordevol gevuld was. Ook bij andere werken toen tot stand geko men, gelijk de aanleg der Nieuwe-Oostersche straat, het Bastion, de Nieuwe Bree, trad De Munck raadgevend op, terwijl vele particuliere woningen in dien bloeitijd onder zijn toezicht werden gebouwd. (Vgl. I. Abrahamsen, Chroniekregister, blz. 118). Al die werken getuigen, dat De Munck, hoewel geen architect van geniale en grootsche opvatting, toch een degelijk en deugdelijk bouwmeester was, juist passend in de lijst van zijn tijd. Voor zich zelf bouwde hij eene fraaie ruime woning op de zuidzijde van het Molenwater, waarnaast hij een toren van meer dan zeventig voet hoog liet optrekken, dienende voor sterrenkundige waarnemingen. De Munck was een ernstig beoefenaar van wis- en natuurkunde en liet in 1742 drukken eene Verhandeling en afbeelding van den overgang van Mercurius over de Zon. Een paar jaren daarna deed hij het licht zien: Sterrekundige waarnemingen op de staartsterre van 29 Novem ber 1743 tot Maart 1744, Amsterdam bij Tirion. In Maart 1748 verscheen te Middelburg: De groote zoneclips, welke voorvallen zal op den 28 Juli 1748, vóór welke verhandeling zijn woonhuis en observatorium is afgebeeld. Eindelijk liet hij in 1761 drukken een Bericht over de lang verwachte verschijning van Venus met de Zon. Door die waarnemingen werd de aandacht op de sterrenkundige bekwaamheden van De Munck gevestigd en Prins Willem de IV benoemde hem, op aanbeveling van zijn rentmeester Johan Cornelis Radermacher, in 1747 tot zijn 'astronomicus en observator in de hemelloop- en sterrenkunde'. Door dien eerepost werd de Middelburgsche bouwmeester gebracht in de geleerde wereld en 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1978 | | pagina 11