voor zich. Voor de katholieken in Zeeland en in het bijzonder van Middelburg was het een zeer verheugend feit dat het schilderij was teruggevonden. Onder leiding van de pastoor J. Brü- gemann, werd alles in het werk gesteld om het kostbare schilderij naar Middelburg te krijgen. Op 4 juli 1926 had in Brugge een processie plaats van de wonderbare beelden uit Brugge en omstreken. Voorop ging Onze Lieve Vrouw van de Polder, gedragen door jonge Zeeuwse meisjes in hun schilderachtige klederdracht. Ze werden gevolgd door een grote groep Zeeuwen onder leiding van hun pastoor. Niettegenstaande de smeekbeden der Zeeuwse delegatie was Baron van Caloen, wat wel verklaarbaar is, niet genegen zijn grote schat af te staan. De familie had veel devotie tot de H. Maagd en Julien van Caloen had aan zijn vader beloofd, deze Madonna nooit uit handen te geven. Maar de pastoor van Middelburg gaf de moed niet op. Eindelijk in 1931 kon hij Baron Julien van Caloen bewegen de beeltenis af te staan. 14 November 1931 tekende deze een akte van schenking, met als enige voorwaarde, dat jaarlijks op die dag een H. Mis voor de overleden familie van Caloen, aan het altaar waarop het schilderij zou worden geplaatst, zou worden opgedragen. 12 December 1931 werd het schilderij plechtig overgebracht naar de R.K. Parochiekerk te Middelburg, onder grote belangstelling der parochianen en eilandbewoners. Het was voor Baron van Caloen een pijnlijk offer. Hij was toen reeds 87 jaar. Hij en velen van zijn familie waren bij de plechtigheid aanwezig. 8 Oktober 1932 kwam Mgr. Aengenet, bisschop van Haarlem, het nieuwe altaar inzegenen en het aarop geplaatste schilderij plechtig onthullen. Aldus herleefde de devotie tot Onze Lieve Vrouw van de Polder in Zeeland. Maar nogmaals zou het wonderbare schilderij aan gevaar bloot staan. Mei 1940 was een zwarte maand voor Middelburg. 17 Mei 1940 werd de stad door een bombardement voor een groot deel verwoest. Hierbij werd ook de R.K. Kerk in een grote puinhoop herschapen. Maar gelukkig had pastoor Voorham voorzorgsmaatregelen genomen. Zodra de oorlog was uitgebroken, had hij het schilderij van het altaar afgenomen en laten opbergen in een brand vrije kluis van de Amsterdamsche Bank, zorgvuldig in doeken gewikkeld en in een grote kist opgeborgen. Toch was de pastoor niet gerust. Hij haalde het schilderij terug en nam het onder eigen beheer. Toen hij enkele dagen later moest vluchten, werd de kist op een wagen geplaatst, waarin een aantal kinderen onder geleide van enkele zusters naar Domburg gingen. Hij volgde de wagen per fiets. Na de capitulatie, toen de rust enigszins was weergekeerd, voerde de pastoor het schilderij terug naar Middelburg en stelde het openlijk ten toon in een inmiddels verkregen noodkerk, ten bewijze dat het wonderbare schilderij was gespaard gebleven. Na de bevrijding bloeide de devotie weer op. Op het feest van O.L. Hemelvaart op 15 augustus 1945 trokken 300 Zeeuwse verkenners ter bedevaart om een spoedige drooglegging van het eiland af te smeken. De toestand op het eiland was menselijkerwijze hopeloos. Een jaar later werd Maria dank gebracht door velen uit het gehele land, en hield men een plechtige ommegang. Bij de bouw van de nieuwe parochiekerk in Middelburg werd een zijkapel speciaal voor het wonderbare schilderij gebouwd. Zo is Maria in Zeeland op Walcheren weer in ere hersteld. Of haar eigenlijke plaats, Vrou wepolder, weer eens genadeoord zal worden? De tijd zal het leren. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1978 | | pagina 16