EEN WALCHERSE WEIDE Het is juli, hooimaand volgens de almanak. Die tijd wekt aspiraties aan warme zomerzon, strandleven en vakantiegenoegens. Maar doet ook denken aan weiden met hooihopen, vol geladen wagens en de lekkere geur van het frisse hooi. We gaan even een paar maanden terug, naar mei, de bloeimaand. Laat dan uw oog eens even rusten op een doodgewone weide. Na de inundatie van 1944 en de herverkaveling die daarop volgde zijn er nog genoeg op Walcheren. De doornstruiken er omheen zijn nu in feestkleed, de meidoorns staan vol witte bloesempracht. Ze lokken de vele insecten en de stille wande laars, die diep insnuiven het heerlijke bloesem-aroma. Wn zie de wei zelf. Gewone groene grassprietjes, is daar nu zoveel bijzonders aan te zien? Maar ziet u dan niet dat het tere meiegroen op de achtergrond is geraakt door het helle geel van de duizenden boterbloemen dat nu domineert? In verrukking zong iemand eens: 'Het was een blijde dag in mei, mijn kind liep in de wijde wei, van boterbloemen geelde 't gras; mijn kind een bloem der weide was'. Nu is het juli en hoe is in enkele weken het weiland veranderd. Meiregen deed groeien, even goed als de warme junizon en nu krijgt het gras weer de overhand over de boterbloemen. Als eenzame dwaallichtjes gelen ze nog in de groene graszee. Hoogop groeien de aren en trossen en pluimen van de vele soorten. Hoe ze allemaal heten? Daarover bekommert de boer zich niet, dat moet een botanicus maar uitzoeken. Voor hem bestaat er geen zwenkgras of kropaar of vossestaart, 't is allemaal gras, om te maaien. Hij heeft hooi nodig, voor de winter, als het vee weer in de warme stal komt. DE MAAIER De plaatjes van de mannen, die met de scherp geklopte zeis het gras neervellen, ziet u alleen nog maar in oude tijdschriften. Nu wordt de machine uit de schuur gehaald en vroeger wer den er een paar zware knollen voor gespannen. Dat is ook verleden tijd geworden, nu doet een trakior dit paardenwerk en daar ratelt het maai-instrument door de grasvlakte. Onbarmhartig snijdend schuifelen de lange messen over de grond en na een lange dag liggen de zware zwaden gras, met boterbloemen en bruinrode zuring te dorren in de zengende zomerzon. Het voelt zijn levenssappen wegbranden; heden nog bloeide het, morgen kent men zijn standplaats niet meer. Symbool van ons aller leven, dat is als het gras, als een bloem des velds. Het is slechts gras dat gemaaid wordt. Maar verborgen in het dichte gras heerst een vrolijk leven, dat nu ook droef verstoord wordt. Daar scheiden de wrede messen de lange spring- poten van een kikvors van zijn groenige romp en evenals het gras ligt het verminkte lichaam uit te drogen in de zon. Ginds doden of kwetsen de messen een broedende eend, die zijn bijna voldragen broedsel niet verlaten wil. Of ze vernielen de donzen patrijzen-kleintjes, pas uit de beklemmende ei-omhulling in de ruimte gekomen en nog te klein om uit die grote groene grasmassa te vluchten naar veilig gebied. En hoeveel nietige insekten, rupsen, kevertjes zullen als het tijd van maaien is, ook hun maai tijd hebben? Van het leven afgesneden, dat is de tragiek van een maaidag. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1978 | | pagina 8