16
begonnen de sirenes te loeien en moesten we naar de kelder. De directeur droeg bij alarm een
witte helm in plaats van zijn zwarte bolhoed en blies in de gang op een koperen toetertje.
De leerlingen moesten dan snel de klas verlaten en de klassewacht moest er op toezien dat dat
ordelijk gebeurde. Ik was klassewacht en sprong in de hoek om dekking te zoeken. Ik zag
puin vallen tussen de rook en gewonden naar binnen dragen tot ik ook als laatste naar
beneden moest.
In de kelder was het een leven van jewelste. We stonden opgepropt tussen de buizen van de
centrale verwarming en voelden ons daar niet erg op ons gemak. We vertelden elkaar opge
wonden wat we gezien hadden en luchtten zo onze zenuwen. De directeur probeerde daar
bovenuit te schreeuwen dat we onze mond moesten houden, maar niemand trok zich iets van
hem aan. Bij die man zat iets los.
We hoorden nog het dreunen van het afweergeschut boven de haven. Toen begonnen wij het
strijdlied van de Britse luchtmacht te zingen:
'Here is the British Royal Air Force
And we fight for free and happy land
We are bombing all the towns and countries
And we bring the Germans to the end
Look up in the sky
Where our aeroplanes fly, etc., etc.
Misschien hadden we het zelf gemaakt, want ik heb er later nooit meer over gehoord. Maar
iedereen kende het en zong uit volle borst mee. Na een poosje werd 'veilig' geblazen en
mochten we naar boven.
Na de aanval werden we bij elkaar geroepen in de leraarskamer. De commandant van het
stukje 2 cm. vierloopsgeschut dat sedert december 1941 op het dak van de school stond
voerde het woord. Het was een jonge vlerk met een grote bek en op van de zenuwen. Hij had
midden in de bommenregen gezeten. Hij spuwde zijn kauwgum op de parketvloer en pro
beerde dat met zijn laarzen onder het vloerkleed te schuiven. De directeur, met zijn over
dreven gevoel voor decorum, was verbijsterd over zoveel onbeschoftheid, maar durfde er
niets van te zeggen. Hij stond timide met de eau de cologne-fles in zijn vestzak te vingeren.
De leraar Duits, die de klas altijd cijfers liet geven voor onze spreekbeurten, vroeg dan aan de
klas: 'Wer gibt zehn?' en dan: 'Wer gibt neun?' en 'Wer gibt acht?' Hij vroeg na de Duitse
donderspeech: 'Wer gigt zehn?' tot ieders grote hilariteit.
Van het verhaal kan ik me verder niets meer herinneren, maar de moffen hadden last van ons
gehad. Van ons gezang
Na schooltijd gingen we ons thuis eerst melden en daar poolshoogte nemen. Daarna de stad in
om te kijken wat er gebeurd was. De bommen waren in een baan west-oost dwars door de
woonwijken gevallen van de Wandelpier, Haventje van Meyer, Kleine Kom, Badhuisstraat,
Paul Krugerstraat, Hobeinstraat en alle zijstraten via Scheldestraat, Van Dishoeckstraat tot
aan het kantoor van De Schelde. Het was een enorme ravage en veel huizen waren ingestort.
De slachtoffers waren al afgevoerd, opvallen veel jonge vrouwen met kinderen, die in het
voorjaarszonnetje hadden lopen wandelen. Er was immers geen enkele waarschuwing geweest
omdat de sirenes pas gingen loeien nadat de bommen waren gevallen. In een paar minuten
was alles gebeurd. De luchtbeschermingsdienst zocht overal tussen het puin naar slachtoffers.
Ze werden geholpen door de brandweer en Duitse troepen. De bomen waren al aan het uit
botten. De mensen wezen elkaar op de flarden kleding die in de takken hingen en die een
indruk gaven van de tragedie. Ze vertelden dat er ook in de oude stad bommen waren gevallen
bij de Zeilmarkt. Wij gingen kijken, maar moesten erg op onze fietsbanden passen, want de
straten lagen bezaaid met puin en scherven en banden waren bijna niet meer te krijgen.
Café Cornerhouse op de hoek van de Zeilmarkt en de Walstraat was als een kaartenhuis in