EEN HERBERGIER IN VERWACHTING Ao 1821 20 Nu men allerwege hoort over inspraak, mondigheid van de burger en van bestuurders die zo dicht staan bij de bestuurde, is het wel aardig om aan de hand van oude papieren eens te bekijken hoe het op dat gebied vroeger ging. Dit is het verhaal van een man die 'z'n plekke nie wist'. In het begin van de 19e eeuw leefde er op het Zand bij Middelburg - gemeente Koudekerke - een zekere Hendrik Warnas. Hij was geboren in Maastricht op 16 april 1774 en vestigde zich in 1819 als herbergier in de herberg 'Het Roosendaal'. Maar de zaken gingen niet naar wens en hij zon op middelen om hierin verbetering te brengen. Nu wandelde de jongelingschap van Koudekerke en Souburg op zondag graag naar 't Zand en Hendrik verzon om op zondag achter in zijn tuin muziek te laten spelen. Wel had Zijne Majesteit Willem I bij zijn besluit van 15 januari 1815 dit verboden, maar een gemeentebestuur mocht uitzonderingen maken. De vroede vaderen, die al last genoeg hadden van de vechtpartijen tussen jongens van Koude kerke en Souburg dachten er echter niet over om op 't Zand toe te staan, wat op het dorp verboden was. Dit verdroot Hendrik zeer. Hij zag zijn nering verlopen. En toen op een le Pinksterdag in de herberg van Mulder, zijn concurrent, toch muziek gemaakt werd - zij het illegaal - was de maat vol. Hij schreef in boosheid een brief. Hiervan is een copie bewaard. Het was het begin van een ongelijke strijd. Hij schreef: Middelburg den 10 Junij 1821 Mijnheer Burgemeester het verwondert Mijn Zeer dat de Heer Mulder op Zondag mag speelen en ik niet en dat ik op zware lasten zit Geeft Mijn raad of anders zal ik Mijn verders moeten addresseren, ik hope dat ik hetzelve recht heb als Mulder. H. Warnas Schout en Assessoren waren in die tijd hoog gezeten. Immers, het reglement op de benoeming stelde, dat zij gekozen zouden worden uit 'de vroedste en gegoedste' ingezetenen. Burgemees ter De Ruiter las deze brief. Dit was ongehoord! Het leek wel een ultimatum. Wat moest hij doen? Hij besloot de brief te verscheuren. Men leest onder het copie: 'Copie van een brief welks origineele den Schout in tegenwoordigheid van Warnas, uyt hoofde van deszelfs Brutalen inhoud heeft verscheurd. Herbergier Warnas had de eerste slag verloren, maar zette met geheel verkeerde wapens de strijd voort. Enige weken later en enigszins bekoeld schreef hij een tweede brief, een ietsje fatsoenlijker. Hij verzegelde deze met rode lak en drukte er zijn zegel in: Een klimmende leeuw met zwaard en de letters H.W. Het origineel is bewaard: 'Mijn Heer Burgemeester hiernevens bekoom UEd de namen van de menschen die er geweest zijn dat Mulder op pinkster Zondag gespeelt heeft maar wil de man tot geen nadeel wezen maar wensche het zelve te hebben als den Heer Mulder en hoopende wel dat het ons Zondags gepermiteert wierd om te speele dan zoude wij ons broot winnen en wilde ook wel wat aan den armen geven van Koudekerke. Ik blijf in verwachting, UEd: Dienaar Wij allen tekenen: H: Warnas G: Snijders J: De Rey onleesbaar Middelburg den 28 Junij 1821

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1978 | | pagina 22