UIT OUDE BOEKEN HOE VLISSINGEN AAN ZIJN NAAM KWAM In den loop der tijden zijn er verscheidene theorieën geopperd over het ontstaan van de naam Vlissingen. Het leek mij interessant, deze eens op een rij te zetten, doch daar ik geen philoloog ben, matig ik mij op dit terrein vol voetangels en klemmen geen oordeel aan over de juistheid daarvan. Men heeft de naam Vlissingen willen afleiden van een reeds vroeg bestaand 'veer aan de Vlesse', met welke naam de Oude Denen, ofwel Vikingen, een plaats aanduidden, welke aan eb en vloed onderhevig was. Doch deze naamsafleiding is zeer onwaarschijnlijk, gezien de véle plaatsen in ons land, die in dezelfde situatie verkeerden. Een andere schrijver hield het ervoor, dat zich tussen de voormalige geulen Duvelee en Wijt- vliet een doorgang (in het Middelnederlands 'inge' genaamd) vormde tegenover een fles- vormige zandplaat en zodoende een 'fles-inge' ontstond, waarvan de naam overging op de latere bebouwing in de buurt. Deze mening werd gegrond op het feit, dat verscheidene Zeeuwse plaatsnamen zijn voortgekomen uit benamingen, die schippers gaven aan opwassende zandplaten, welke later werden bevolkt - men denke aan Heinkenszand, Ove(r)- zande 1) en dergelijke. (Vlissingen was dus op een eiland gelegen - de naam Wijtvliet bestond nog in 1390). Deze opvatting werd echter weerlegd door hen, die erop wezen, dat de Walcherse namen, die op 'inge' eindigden, zogenaamde 'patronymica' van vadersnamen afgeleide) zijn gebleken, zodat Vlissingen moet zijn ontstaan uit de vleinaam 'Flisse', gegeven aan hen, die 'Flidsige' heetten - dus 'Flisse-inge'. Vlissingen heeft dan ook niets van doen met 'flesch', een aan het Middelnederlands 'vlaes' ontleend woord, dat lage, met water bedekte plaats betekent - men vergelijke het Gelderse 'Gerritsfles', een natuurmonument op de Veluwe; niet ver daarvandaan ligt ook de plas Koefles. De overlevering, dat Vlissingen zijn naam dankt aan een in 698 van Willebrord gestolen fles - vandaar de spotnaam flessedieven voor zijn bewoners - is dus niet juist, terwijl terzijde moge worden opgemerkt, dat het op zijn minst twijfelachtig is, of de, tot het bombardement van 1809 op het toenmalige stadhuis bewaarde fles inderdaad die van de prediker was. Volgens de beschrijving was die veel te mooi voor een veldfles uit de 7de eeuw, namelijk: 'niet onaardig gelakt of geschilderd, en zag men er op een zwarten grond verscheidene bloemen en dieren met zeer levendige kleuren uitgedrukt (geel en groen). Ook zag men er iemand (Orpheus?) op een cither of gitaar spelen en zingen. Was van leer en samengenaaid als een brandemmer'. Een andere lezing luidde, dat de fles niet gestolen was, doch door Willebrord geschonken ter nagedachtenis en uit dankbaarheid, dat de Vlissingers hem verpleegden, nadat hij bij zijn komst op Walcheren door 'die van Westcappel' was toegetakeld, omdat hij hun afgodsbeeld had vernield. Hoe het zij: het Museum in Vlissingen bewaart nog de zilveren dop van de fles, gered na de brand, die in 1809 door het bombardement ontstond. In dit verband moge ik nog opmerken, dat de fles in het Vlissingse gemeentewapen geen enkele gelijkenis vertoont met de 'fles van Willebrord', zoals die door bovenaangehaalde beschrijving tot ons is gekomen; hij lijkt eerder een sportbeker H.G.F. Sasburg 1) 'In deze naam schuilt de middeleeuwse vrouwennaam Ave'. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1979 | | pagina 13