ARNEMUIDEN
Op zaterdagmorgen 16 juni 1979, 9.30 uur, hoopt de Heemkundige Kring Walcheren op de
Markt in Arnemuiden bijeen te komen voor een wandeling door dit stadje. De burgemeester
is bereid ons te ontvangen waarna we het gemeentehuis en de N.H. kerk bezichtigen.
De rondleiding wordt verzorgd door J. de Klerk.
Vooruitlopend op dit bezoek een eerste kennismaking met Arnemuiden via 'De Wete'.
De naam Arnemuiden komt reeds voor in de 13e eeuw. In een oorkonde van 15 juni 1223
komt iemand voor die zich naar de plaats noemde, n.l. Remerus de Arnemuda. Het geslacht
van Arnemuiden was te dier plaatse gevestigd en bezat er een huis, - waarschijnlijk een kasteel
- althans volgens een oorkonde van 30 september 1398 droeg Albrecht van Arnemuiden,
ridder, aan de graaf op zijn huis te Arnemuiden aan de zuidzijde van de haven, met het
nederhof, alzo groot en alzo klein als boven de uiterste gracht begrepen is, als een onsterfelijk
erfleen te ontvangen.
Dit Arnemuiden, geachte lezers, is er niet meer.
Een nieuw Arnemuiden werd omstreeks 1462 op een andere en veiliger plaats voor het water
gesticht op last van heer Gillis van Arnemuiden, het laatste mannelijk oir (d.i. afstammeling)
van dit geslacht.
Reigersberg zegt van dit nieuwe Arnemuiden: 'Ende sichtent heeft men begonnen te timmeren
en metsen seeckere huysen op den oostdijk van Middelburgh, daer mettertydt veel huysen
aanghetimmert zijn ende een schoon capelle, ende is also allengskens een schoon dorp ghe-
worden, als men sien mach 't welk nu nieu Aremuyden is, daer grootte neeringhe is'.
Arnemuiden dat groeide en bloeide maar ook de tegenslag moest verwerken doordat het zijn
haven zag verzanden en ondervond zoals de Vlissingse dichteres Elisabeth Bekker zo
kernachtig en naar waarheid schreef: 'luttel zands kan welvaart weren'.
Arnemuiden dat stadsrechten kreeg van Prins Willem van Oranje, maar door oorlogsgeweld
zijn handel en nijverheid zag lamleggen en door het verzanden van de haven naar andere
bronnen moest omzien, werd door De la Rue als volgt beschreven:
'k Was bloeiende voorheen door koopmansschap en vaart,
De grootste schepen zag ik liggen op mijn stromen;
Doch door 't verzanden van mijn ree ben ik veraard,
En tot dien lagen val, als men nu ziet gekomen.
Arnemuiden bleef in de geschiedenis voortleven als een welvarende plaats waar huizen
stonden met klinkende namen zoals: de Roode Leeuw, de Witten hondt, de Maelsack, de
Grootte Sterre, de Vergulde Valck, e.a., waar niets meer van over is. De wallen zijn
verdwenen en de vijf poorten t.w. de Veerse-, de Middelburgse-, de Tol-, de Markt- en de Sint
Jorispoort zijn afgebroken.
Het opgaan, blinken en verzinken is in de volle betekenis van het woord op Arnemuiden van
toepassing.
De visserij, die na die tijd op gang kwam en waar vele inwoners hun brood in verdienden is
alleen nog in verkleinde vorm aanwezig maar wel met grotere schepen dan vroeger.
Bij de ouderen in Arnemuiden, die de visserij kenden met de kleine zeilscheepjes, gold
vroeger:
Al werpt de visser keer op keer
Zijn netten in de diepten neer
En God zijn zegen niet gebiedt
Zo helpt des vissers arbeid niet.
14