REAKTIES VAN LEZERS J. CASTEL, HOUTSNIJDER, OOST-SOUBURG VERTELT: Naar aanleiding van het gedichtje 'de Zeeuwsche Taal' op blz. 6 van De Wete No. 1, de vol gende kleinigheid: Op de lagere school in Vlissingen, in 1904 a 1906 kwam onze juf te spreken over dadels. 'Jullie kennen toch dadels?' Geen antwoord, alleen verwonderde gezichten. 'Ach, jullie kennen toch die vieze, plakkerige vruchtjes met een lange pit erin?' De gezichten in de klas klaarden op: 'Ooooh, U bedoelt: viegedale!' Als we, ook in Vlissingen soep aten, werd deze opgediend in een Soepetrien (i.p.v. soepter- rien). Maar dit was misschien geen algemeen gebruikte verbastering, doch wellicht iets speciaals van mijn Moeder. Als twee personen van verschillend geslacht erg vriendschappelijk of lief met elkaar om gingen, zei mijn Moeder soms na hun vertrek: 't Is an met vader en moeder, ze kusse mekaar op 't deurmatje'. P. Salomé Woordelijk verslag, opgemaakt door J.L. van Leeuwen, 10 februari 1978. Mijn grootvader was tuinman bij burgemeester Tak van Poortvliet. Deze gaf destijds een prijs voor het ringrijden. De broer van de burgemeester gaf tegeleijkertijd óók een prijs. Toevallig reed Castei's vader deze prijs van de broer van bg. Tak van Poortvliet af. Het was een prijs voor ringrijden van de jongens. Dit gebeurde lopend met een kleine houten lans. De vader van Castel was nog maar een jongen van een jaar of elf. Hij was geboren in 1875, en hij was 96 jaar toen hij overleed. Het jongens-ringrijden gebeurde dus omstreeks 1886. (het betreft JACOB CASTEL, gehuwd 10 aug. 1898 met Neeltje Adriana OSTÉ, zoon van Adriaan CASTEL en Adriana BLOK. Geboren te Oost en West Souburg op 11 december 1875). Er waren drie soorten volksspelen: a. de ringrijders te paard b. de jonge ringrijders te voet, eigenlijk ringlopen c. de ballengooiers. Het ballengooien geschiedde met behulp van een grote paal. Het waren gewoonlijk de min sten van het dorp. Deze mannen konden van de boeren geen paard ter leen krijgen om te rijden. Net als in Arnemuiden, Westkapelle en Nieuwland, was het gaaischieten oorspronkelijk óók voor de minsten, die geen paard ter leen konden krijgen of die niet konden paardrijden. 1. Het ballengooien werd gespeeld met een grote bal. Er werd een kot gemaakt van losse houten planken. Daarvoor werd een paal geplaatst met een grote ijzeren ring er op. De bal moest door deze ring worden geworpen. (dit spel wordt nergens meer gespeeld) 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1979 | | pagina 6